Zoek op trefwoord :
Vroeger was het beter
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 09-11-2013

Als je niet voor oude lul wilt worden uitgemaakt, moet je één ding zeker niet zeggen: vroeger was alles beter. Dat zult u uit mijn mond ook niet horen. Het hangt er natuurlijk ook vanaf wat je met ‘vroeger’ bedoelt. In de jaren ‘30 was het zeker niet beter dan nu. Bij de jaren ’50 kun je twijfels hebben. Maar ik ben er van overtuigd dat we rond 1970 in een beter land leefden dan nu, zeker vanuit socialistisch perspectief.

De inkomensverschillen waren toen veel kleiner. Ook zonder dat je promotie maakte ging je er jaarlijks in koopkracht op vooruit, na 1980 was dat afgelopen. Er was veel meer bestaanszekerheid, en wie toch werkloos was kon profiteren van een veel ruimhartiger uitkeringsstelsel. Dat konden we ons ook permitteren, want er was maar weinig werkloosheid. We waren er ook van overtuigd dat dat zo zou blijven, dankzij de recepten van Keynes en Tinbergen.

Landloperij en dakloosheid waren uitstervende verschijnselen. Er was veel minder criminaliteit, en nog nauwelijks drugsverslaving. Voetbalvandalisme moest nog uitgevonden worden. 

De commercie had veel minder invloed. Er was nog geen commerciële televisie. Niemand kon zich voorstellen dat voetbalverenigingen naar de beurs zouden gaan. Er was ruim geld voor universitair onderzoek, zonder dat universiteiten zich afhankelijk moesten maken van het bedrijfsleven. Werknemers konden ook nog kritiek op hun bedrijf uiten zonder te worden afgeschermd door de afdeling voorlichting.

Nutsvoorzieningen werden verzorgd door solide overheidsbedrijven, zonder exceptionele beloningen voor incompetente managers. Het girale betalingsverkeer was grotendeels een zaak van de Postchèque- en Girodienst. Die hoefde niet door de belastingbetaler te worden gered, want hij was al van de overheid. Er was één dienst om de post te bezorgen die dat tweemaal per dag deed, in plaats van meerdere bedrijven van wie een aantal dat om de zoveel dagen doen. Postbode was ook nog een gerespecteerd beroep in plaats van stukwerk.

Er werd minder onderwijs genoten, maar de resultaten waren wel beter. Universiteiten klaagden niet dat aankomende studenten geen fatsoenlijke zin op papier kregen. Onderwijzers konden nog spellen en rekenen. Met MULO-B had je in vier jaar heel wat geleerd.

Uiteraard was niet alles beter. Water en lucht waren veel meer vervuild. Er vielen veel meer verkeersdoden. Door de macht van de overheid over de woningbouw werden er veel huizen gebouwd die niet aan de woonwensen voldeden. Er waren nog geen mobieltjes. Homoseksualiteit was nog nauwelijks geaccepteerd.

Maar al met al denk ik dat Nederland het ideaal van een socialistische maatschappij in 1970 dichter benaderde dan nu. Toch werd er toen op grote schaal naar een revolutie verlangd, althans naar ‘maatschappijhervorming’, terwijl je dat nu nauwelijks nog hoort. Er was te weinig waardering voor het bereikte, en te weinig besef van de kwetsbaarheid ervan. In ons revolutionaire elan hebben we ons speelgoed kapot gegooid.

Wanneer men het nu heeft over ‘hervormingen’, zoals bij de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt, bedoelt men het terugdraaien van socialistische maatregelen van vroeger. Zo komen we opnieuw in de negentiende eeuw terecht. En toen was het zeker niet beter.