Zoek op trefwoord :
Een bestuurlijke druktemaker
Verschenen in 'Openbaar bestuur' - 24-12-2010

Bespreking van De ontsluierde stad
Amsterdam, Bert Bakker, 2010, ISBN 978 90 351 3511 6
Twee maanden voor de laatste raadsverkiezingen publiceerde de Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher De ontsluierde stad. Volgens het voorwoord wil hij laten zien dat Nederland overgeorganiseerd en overgereguleerd is, en dat je als wethouder er ‘alleen uit kunt komen door letterlijk uit te breken’.
Het boek is vooral een verkiezingspamflet. Dat in de beschreven periode Amsterdam ook nog een probleem had met de Noordzuidlijn van de metro, waar Asscher als wethouder van Financiën toch ook wat mee van doen had, blijft buiten beschouwing.
De rode draad is Asschers streven naar invloed. Zo gaat hij de strijd aan tegen de gedwongen prostitutie. Hoewel dat een misdrijf is dat in eerste instantie door politie en justitie zou moeten worden bestreden, koos hij voor een bestuurlijke aanpak, door prostitutiepanden aan te kopen en een andere bestemming te geven. Hij vertelt er boeiend over, maar weet ook niet of het nu de gedwongen of de vrijwillige prostitutie is die op deze manier wordt teruggedrongen.
Een historische verdienste van Asscher was het blokkeren van de privatisering van Schiphol. Amsterdam kon dat met twintig procent van de aandelen tegenhouden, maar werd onder druk gezet door minister Zalm, intussen zelf directeur van een staatsbedrijf. De vernietiging van het Amsterdamse veto bleef uit, omdat het coalitieakkoord van het vierde kabinet Balkenende de beursgang van Schiphol afwees. Na de bankencrisis horen we ook VVD en CDA daar niet meer voor pleiten.
Asscher bemoeit zich ook met de inhoud van het onderwijs. Hij is ontevreden over de kwaliteit van het onderwijs in Amsterdam en wil niet dat dat alleen een zaak van de schoolbesturen en het Rijk is. Hij zorgde voor een gemeentelijk onderwijsteam dat scholen die dat wilden ondersteunde, een voorbeeld van het uitbreken uit de bestaande structuur. Als we Asscher geloven is het Amsterdamse onderwijs er in de twee jaar dat hij bezig was flink op vooruit gegaan.
Intussen worstelt Asscher ook met de problemen van de jeugdzorg en de integratie van allochtonen. Hoewel de gemeente op deze terreinen veel meer te vertellen heeft, kun je niet zeggen dat het daardoor goed gaat. Asscher lijkt hier eerder moedeloos. Klachten van hoogopgeleide kenniswerkers over de manier waarop zij door inburgeringsambtenaren worden bejegend gaan ‘onder op de spreekwoordelijke stapel’. ‘Kijk naar je eigen’, zou ik zeggen wanneer ik schoolbestuurder was.
Asscher is ongetwijfeld een talentvol politicus. Maar hij staat te weinig stil bij de vraag wat een gemeente nu wel of niet moet doen, los van de het feit dat hij nu eenmaal wethouder van Amsterdam is. De ene keer klaagt hij over bestuurlijke drukte, de andere keer is hijzelf de bestuurlijke druktemaker.
In Openbaar bestuur december 2010