Zoek op trefwoord :
Rampstadprovincie
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 14-03-2007

Bestuurders en politici gedragen zich dikwijls als kuddedieren. Voordat in 2000 het rapport van de Commissie Elzinga verscheen, was er brede overeenstemming dat het gemeentebestuur monistisch was, en dat dat ook zo hoorde. Daarna vond iedereen ineens dat het dualistisch moest. Bestuurders kijken ervoor uit 'zich niet te isoleren', en 'niet te ver voor de troepen uit te lopen'. Wie wil er een politieke kamikazepiloot zijn?
Het conformisme van bestuurders en politici kan maken dat men zijn ogen sluit voor ongewenste ontwikkelingen. Misbruik van sociale voorzieningen en de problemen van de multiculturele samenleving zijn zo veel te lang in de taboesfeer blijven hangen. De hoogbouwwijken uit de jaren zestig, de grote woonwagenkampen, de verschillende hervormingen in het onderwijs, ze zijn allemaal tot stand gekomen onder druk van kleine groepen specialisten, die hun gang konden gaan omdat anderen verwachtten dat het hun positie zou schaden wanneer ze daartegen opponeerden. Soms is een parlementair onderzoek nodig om tot een paradigmawisseling te komen: zie de WAO, de multiculturele samenleving en nu het onderwijs.
Er is nu weer een onderwerp waar ik een brede consensus over zie ontstaan waar we later spijt van krijgen: de Randstadprovincie. Hij staat nog niet in het regeerakkoord, maar er verschijnen zoveel rapporten van hooggeplaatsten in onze samenleving om voor zo'n provincie te pleiten, dat het haast niet lijkt tegen te houden. En dan doet het conformisme onder bestuurders de rest. Toch is de argumentatie flinterdun en worden de nadelen onvoldoende onderkend.
In 2005 verscheen een noodkreet van de Commissarissen van de vier Randstadprovincies en de burgemeesters van de vier grote steden, dat de Randstad qua economische groei op een lijstje van Europese stedelijke gebieden gedaald was van plaats 5 in 1999 naar plaats 19 in 2004. Daarom moest er wat gedaan worden aan de bestuurlijke structuur in de Randstad. Dit argument werd overgenomen door een commissie onder voorzitterschap van Unilever-baas Burgmans, ingesteld door de vier grote steden. Die commissie pleitte voor één Randstadprovincie. En dat pleidooi werd onlangs herhaald door een commissie onder voorzitterschap van Wim Kok.
Het gekke is echter dat het met die plaats op de ranglijst wel mee blijkt te vallen. Uit een herberekening door het CBS blijkt dat de randstad in 1999 op plaats 3 stond, en in 2004 op plaats 13. In 2005 was het alweer plaats 9, en voor 2006 en 2007 wordt nog een betere ranking verwacht. Lees maar in het rapport van Kok. Dit allemaal zonder dat er aan het bestuur iets is veranderd; de conjunctuur is kennelijk veel belangrijker.
Niemand legt ook uit wat er met één Randstadprovincie beter zou gaan. Er zijn discussies over Schiphol en over allerlei autowegen, maar dat zijn discussies binnen regering en parlement. Een Randstadprovincie verbetert daar niets aan, als die zich daar mee gaat bemoeien vergroot dat alleen de bestuurlijke drukte. Intussen zullen er alleen maar meer problemen ontstaan met taken waar de gemeenten te klein voor zijn maar de provincies te groot. Burgmans en Kok zijn napraters, dat is mijn enige verklaring voor hun steun aan dit nieuwe bestuurlijke gedrocht.

In Overheidsmanagement maart 2007