Zoek op trefwoord :
Een streep door de rekening
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 13-09-2006

In het vorige nummer van dit blad stond een interessant artikel van Eric Biesmeijer, Joe Schormans en Jacques Sonke over het relevante rekeningsresultaat bij gemeenten. Daarbij gaat het om de streep die loopt door de rekening. Boven de streep staat het resultaat volgens de accountantslogica, dus de mutatie in het eigen vermogen. Onder de streep staat het resultaat na bestemming, dus nadat verrekening met reserves heeft plaats gevonden.
Het resultaat na bestemming is altijd nul. Daar heb je dus als gemeenteraadslid niets aan. Maar moeten we dan naar het resultaat boven de streep kijken? Daar heb je ook weinig aan. Wanneer binnenkort gemeenten gaan cashen omdat ze hun aandelen in het energiebedrijf verkopen, krijgen ze dat jaar boven de streep een gigantisch overschot. Raadsleden zouden zich dan af kunnen gaan vragen waarom de gemeente eigenlijk ozb heft.
Maar wanneer twee jaar later dat geld wordt uitgegeven aan een nieuw theater, waarvan de afschrijving wordt bekostigd door dertig jaar lang in te teren op de opbrengst van de aandelen, ontstaat er gedurende die dertig jaar boven de streep een tekort, dat onder de streep wordt gecompenseerd met de onttrekking aan die reserve. Het resultaat boven de streep is dan dus structureel negatief. Moeten raadsleden dat accepteren? En het financieel toezicht? Het antwoord is ja, want het resultaat boven de streep is al even weinig relevant als het resultaat onder de streep.
Het is dan ook niet vreemd, dat in de praktijk blijkt dat noch raadsleden noch ambtenaren hiermee overweg kunnen. Maar dat is natuurlijk ook pijnlijk, want het Besluit Begroting en Verantwoording waar deze strepentrekkerij op gebaseerd is, was nu juist bedoeld om begroting en rekening inzichtelijker te maken. Alleen: het lukt zo niet. Dat is precies waar ik voor gewaarschuwd heb in B&G van februari 2001, onder de titel 'Boekhoudkundig fundamentalisme bedreigt beleidsrelevantie jaarresultaat'.
Het doet mij genoegen dat deze constatering nu wordt onderschreven door drie oud-leden van de commissie BBV. Maar het verbaast mij wel dat zij nu met deze boodschap komen, en er kennelijk niet in geslaagd zijn toen zij nog lid van de commissie waren dit op hun mede-leden over te dragen. Of is hier sprake van een recente bekering?
De oplossing die Biesmijer c.s. bieden, is om niet een maar twee strepen door de begroting te trekken, en het accountantsresultaat eerst te corrigeren voor verrekeningen met bestemmingsreserves, en daarna voor verrekening met de algemene reserve. Het tweede resultaat, voor verrekening met de algemene reserve, is dan waar het omgaat. Dat ben ik helemaal met Biesmeijer eens. Daaraan zien we of er te voorzichtig of juist te onvoorzichtig geraamd is. Voor de afwijkingen daarvan t.o.v. de begroting moet het college zich verantwoorden. En dat resultaat is ook relevant voor de vraag of de gemeente wellicht door de provincie onder preventief toezicht moet worden gesteld.
Het opmerkelijke is dat wat nu als het bestuurlijke relevante rekeningsresultaat wordt aangeduid, precies het eindresultaat was zoals dat gold toen de gemeenten nog comptabiliteitsvoorschriften hadden in plaats van het BBV. Toch is nu niet meer voorgeschreven dat dat bestuurlijke relevante eindresultaat in de eindafrekening wordt opgenomen: om te zorgen dat raadsleden en ambtenaren de begroting kunnen interpreteren presenteren Biesmeijer c.s. een facultatieve invulling van het BBV die in ieder geval afwijkt van wat men bij het totstandkomen van het BBV voor ogen had.
Nu zijn er twee mogelijkheden. De ene is dat men rekening en begroting als interne documenten van de gemeente beschouwt, waarbij de vormgeving dan ook een zaak van de raad is. Dan hoeft het BBV alleen nog maar de informatie voor derden te regelen, en kan de rest van het BBV worden ingetrokken. De tweede is dat de centrale overheid de inzichtelijkheid van de verantwoording door het gemeentebestuur aan de gemeenteraad mede als zijn verantwoordelijkheid ziet. Dan zal men ook een begrotings- en rekeningsmodel moeten kiezen waarbij in de laatste regel het bestuurlijke relevante eindresultaat wordt gepresenteerd.
Onderscheid tussen resultaat voor en na bestemming is dan alleen maar verwarrend. Bestuurders en raadsleden hebben veel meer aan een begroting waarin per activiteit de toevoeging aan reserves en de dekking uit reserves wordt verantwoord. Wil men toch een verantwoording waarbij het resultaat overeenkomt met de vermogensmutatie, omdat anders geflipte accountants stennis gaan maken in de media, stop dat dan in een bijlage. Maar stuur raadsleden die denken dat dat relevante informatie is, op cursus.
En wanneer men toch bezig is het BBV aan te passen, schrap dan ook de programmabegroting. Bij de evaluatie van het Grote-Stedenbeleid is geconstateerd dat het voor BZK gemakkelijker is om gemeentebesturen aan te sturen op basis van output dan op basis van outcome. Waarom zou dat in de relatie tussen raad en college niet gelden? Of ziet men bij BZK in de programmabegroting juist een middel voor colleges om zich aan de invloed van de raad te ontrekken?