Zoek op trefwoord :
Langer wachten na verkiezingen
Verschenen in 'Intermediair' - 19-10-2000

Er komt waarschijnlijk een wijziging van de Kieswet om het mogelijk te maken dat een nieuw gekozen Tweede Kamer sneller bijeenkomt. Tijdens de discussie over het functioneren van de monarchie kondigde premier Kok hiertoe een wetsvoorstel aan.

Dat zou de Kamer in staat stellen te debatteren over de consequenties van de verkiezingsuitslag voordat de Koningin een kabinetsformateur aanwijst. De politici nemen zo zelf het heft in handen bij de kabinetsformatie, en maken zich minder afhankelijk maken van het staatshoofd. Als democraat en republikein kan ik dat alleen maar toejuichen.

Ik denk alleen niet dat dit zal helpen. In de eerste plaats is het maar de vraag of de officiële verkiezingsuitslag sneller kan worden vastgesteld. T.o.v. de voorlopige uitslag op de verkiezingsavond wil er nog wel eens restzeteltje heen en weer springen, en ook moet worden nagegaan of er kandidaten met voorkeursstemmen zijn gekozen. Omdat de Koningin niet wacht op de officiële uitslag, ontving zij in 1959 de GPV’er Laning die achteraf niet gekozen bleek. Je kunt je afvragen of deze koninklijke voortvarendheid wel van voldoende respect voor de kiezers getuigt.

De bedoeling van de wetswijziging is dat de Koningin voortaan wel de officiële uitslag afwacht, zodat de Kamer als geheel de gelegenheid krijgt een formateur voor te dragen. In 1971 is dat geprobeerd, maar toen leverde het niets op. In een systeem van minderheidspartijen zal een partij pas een formateur van een andere partij steunen, wanneer daar wat tegenover staat. Het feit dat de verhoudingen nu minder gepolariseerd zijn, doet daar niets aan af.

Bovendien is het de vraag wat er moet gebeuren als de formateur mislukt. Bij verschillende gelegenheden is het staatshoofd beschuldigd van partijdigheid bij de aanwijzing van een (in)formateur, maar dat was altijd als de formatie was vastgelopen, niet vlak na de verkiezingen. En in dergelijke situaties is zeker geen meerderheidsuitspraak van de Kamer te verwachten om een nieuwe (in)formateur voor te dragen.

In de Tweede Kamer gaat men er nog steeds vanuit, dat voor onderhandelingen om tot een meerderheid te komen, een (in)formateur nodig is die door de Koningin is aangewezen. Gemeentelijke en provinciale politici worden echter in het geheel niet gehinderd door dit soort autoriteitenvrees. Daar neemt de voorzitter van de grootste fractie het initiatief, en wanneer de andere partijen samenwerking met de grootste partij echt niet zien zitten - wat zowel in Utrecht als in Antwerpen hun democratisch recht is - zorgen zij dat zij onderling tot overeenstemming komen.

Daarvoor gebruiken zij de zes weken die verloopt tussen de verkiezingen en de eerste raads- of statenbijeenkomst. In minder dan één procent van de gevallen komt men er niet uit. Wanneer de landelijke politiek zelf de touwtjes in handen wil nemen, moet men dus juist zorgen voor méér tijd tussen de verkiezingen en de eerste bijeenkomst van de Tweede Kamer. Die kan dan in die bijeenkomst een formateur aanwijzen, die als hij bij de Koningin komt een onderhandelingsakkoord op zak heeft.