Zoek op trefwoord :
Groot is duur
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 12-05-2006

Ooit gehoord van het 'kwartje van Pechtold'? Nee? Waaraan denkt u daarbij? Dat Pechtold doorgaat voor een politieke kwartjesvinder? Mis! Dat bij Pechtold nog steeds niet het kwartje gevallen is dat voor het vertrouwen in de politiek belangrijker is hoe politici zich gedragen dan fratsen als de nationale conventie of het burgerforum? Weer mis!
Het kwartje van Pechtold heeft te maken met het referendum over de Europese Grondwet. Dat was een initiatief van het Rijk, zodat het Rijk het ook moet betalen. Daarom is onderzocht hoeveel de gemeenten daar per kiesgerechtigde aan hebben uitgegeven. Het onderzoek is verricht door Deloitte, dat bij AHOLD niet bleek opgewassen tegen 's lands grootste zakkenvullers, maar in dit geval laat zien heel goed op de kleintjes te kunnen letten.
Wat blijkt? Rotterdam en Den Haag hebben per kiesgerechtigde aanzienlijk meer kosten gemaakt dan de overige onderzochte gemeenten; Amsterdam en Utrecht vielen buiten het onderzoek. Daarom krijgen de vier grote steden een hogere vergoeding. Per kiesgerechtigde krijgen de gemeenten via het gemeentefonds € 1,80. Maar voor de vier grote steden komt daar € 0,25 bij. En dat is het kwartje van Pechtold.
Ons aller VNG is daarmee overigens niet tevreden. Die constateert dat het gemiddelde kostenniveau in de vier grote steden wel € 0,87 per kiesgerechtigde hoger ligt dan die € 1,80. Het kwartje van Pechtold zou dus met drie vermenigvuldigd moeten worden.
Alleen in de grootste steden zijn de kosten zoveel hoger. Verder nemen de kosten juist af met de grootte. Beneden 20.000 inwoners bedroegen de kosten gemiddeld € 2,05 per kiesgerechtigde, boven de 100.000 lag dit op € 1,60. We zien hier dus de vertrouwde U-vorm in de kostenopbouw terug: eerste nemen de kosten af met de grootte, daarna nemen ze toe. Alleen ligt het optimum hier wat hoger dan meestal, niet rond 50.000 inwoners maar tussen 100.000 en 200.000.
Een voor de hand liggende verklaring voor de extra kosten van de grote steden is dat Den Haag extra kosten moet maken omdat het ook als stembureau voor Nederlanders in het buitenland optreedt. Dat kost een hoop een geld, € 16,38 per kiesgerechtigde. Maar die kosten zijn buiten de vergelijking gehouden.
Den Haag en Rotterdam geven veel meer uit aan de presentiegelden voor stembureauleden dan andere gemeenten, € 0,48 per kiesgerechtigde tegen € 0,25. Dit alleen al verklaart het kwartje van Pechtold. Maar de vraag is hoe dat komt: is er in de grote steden een mentaliteit van 'wie het breed heeft laat het breed hangen'? Of moet men wel hogere presentiegelden bieden, omdat in verhouding tot de totale bevolking minder mensen zich sterk verbonden voelen met de gemeente en daarom bereid zijn tegen een relatief kleine vergoeding een dag in een stembureau te gaan zitten?
Het grootste verschil zit in de groep 'overige kosten', waar de grote steden € 0,85 uitgeven, en de andere gemeenten gemiddeld slechts € 0,08, waarbij overigens die tussen 20.000 en 50.000 inwoners met € 0,03 het voordeligst uit zijn. Deloitte verklaart dit als volgt: 'Een deel van deze kosten zijn bij de kleinere gemeenten niet aanwezig, omdat de kosten vanwege onder andere de schaalgrootte niet aan de orde zijn.' Het gaat dan onder meer om opslag- en transportkosten van stemmachines. Het is niet zo dat kleinere gemeenten dit niet doen, maar ze maken er geen afzonderlijke kosten voor.
Hier zijn twee interpretaties mogelijk. De ene is dat het kennelijk bij kleinere gemeenten niet de moeite waard is dit soort kosten door te berekenen, maar dat ze wel gemaakt worden. Dat zou betekenen dat de kosten die bij de grote steden geregistreerd zijn een beter beeld geven van de totale kosten, en dan zouden alle gemeenten een vergoeding moeten krijgen conform die kosten. Alle gemeenten zouden dan dus aanspraak kunnen maken op ten minste drie kwartjes per kiesgerechtigde extra. Waarom heeft de VNG dit niet bepleit?
Waarschijnlijk omdat de grote steden wel degelijk extra kosten maken, doordat zij meer gespecialiseerde afdelingen kennen. Dan zien we dus bij het referendum in de extra kosten van de grote steden de kosten van grootschaligheid terug: groot is duur. Die constatering is niet van vandaag of gisteren: in Amsterdam was het een belangrijk argument voor de instelling van de stadsdelen.
In de kroeg hoor je vaak het omgekeerde beweren: bij een kleine schaal heb je meer bestuurders nodig. Aan het kostenplaatje van de referenda zie je dat die redenering veel te simplistisch is. Daarom zou het goed zijn wanneer het onderzoek alsnog ook in Amsterdam zou plaats vinden, dan zie je het effect van de stadsdelen. En misschien kan Jan Verhagen er in Binnenlands bestuur eens zijn licht over laten schijnen: werkt Den Haag echt zo inefficiënt, of krijgen ze daar gewoon te veel geld?

In: Overheidsmanagment mei 2006