Zoek op trefwoord :
Een neoliberaal pamflet
Verschenen: 12-05-2006

Helen Stout en Martin de Jong, Over spreektelegraaf en beeldtelefoon. De rol van de overheid bij technologische transities in infrastructuurgebonden sectoren, Utrecht: Lemma 2005, ISBN 90 5931 3720

Stout en De Jong houden niet van de exploitatie van netwerkdiensten door de overheid. In hun historische studie over transities tussen technologieën trachten zij die afkeer te onderbouwen: wanneer een overheid financieel belang heeft bij de exploitatie van een netwerk, zal zij trachten de komst van een nieuwe techniek waardoor dat netwerk zijn waarde verliest te belemmeren, en dat is in strijd met het belang van de consument.
De beschreven transities zijn die van telegraaf naar telefoon, van gas- naar elektrisch licht, van radiotelefonie naar radio-omroep, van ether- naar kabeltelevisie, van analoge naar digitale ethertelevisie, en van aardgaswarmte naar waterstofwarmte. Slechts vier casussen zijn echter relevant: radio-omroep is niet in de plaats van radiotelefonie gekomen, en of waterstof als brandstof in de plaats zal komen van aardgas weten we niet; mij lijkt dat onwaarschijnlijk.
In twee van de vier overige gevallen blijkt inderdaad sprake van angst bij de overheid voor financieel verlies bij de komst van een nieuwe technologie. De auteurs weten aannemelijk te maken dat om de telegraaf te beschermen de invoering van de interlokale telefoon soms is tegengewerkt, maar moeten toch ook erkennen dat de telefoon juist geprofiteerd heeft van de gedoogplicht die het Rijk grondeigenaren oplegde bij de aanleg van kabels. Sommige gemeenten lijken ook geaarzeld te hebben bij de totstandbrenging van een elektriciteitsnet omdat zo de bestaande gasvoorziening concurrentie werd aangedaan, maar op p. 109 blijkt dat Amsterdam al lang een concessie voor een elektrische centrale had verleend voordat die gemeente over een eigen gasfabriek beschikte.
Stout en De Jong karakteriseren ook de invloed van de overheid bij de introductie van de radio en van de kabeltelevisie als remmend. Dat had echter niets met financiële belangen van de overheid te maken, maar met afkeer van een commercieel omroepbestel. Toelaten van commerciële tv via een door de PTT geëxploiteerd kabelnet had juist veel geld kunnen opleveren.
In het boek worden ook veel transities beschreven die niet als zodanig gepresenteerd worden: van radio naar radiodistributie en naar televisie, van AM naar FM, van zwart-wit- naar kleurentelevisie, van stadsgas naar aardgas, en van fossiele brandstoffen naar kernenergie. En dan waren er ook nog transities van ethertelevisie naar glasvezel en van radiotelefonie naar satelliettelefonie. Bij de meeste van deze transities hebben overheidsinstellingen een actieve rol gespeeld, maar dat te erkennen past niet in het neoliberale denkraam van de auteurs.
De beschrijving van de verschillende transities is ook nogal chaotisch, en wordt ontsierd door vele blunders. Zo werd de Bell Telephone Company opgericht in 1878 en niet in 1887 (p. 16), en werd de optische telegraaf niet geïntroduceerd in 1729 (p. 57), in de eerste helft van de 18e eeuw (p. 55), maar in 1792. En waterstof is geen energiebron (p. 246), maar kan hoogstens een rol gaan spelen als energiedrager.
Kortom: meer ideologie dan wetenschap.

In: Openbaar bestuur mei 2006