Zoek op trefwoord :
Bij de dood van André van der Louw
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 16-11-2005

Vorige maand, op 20 oktober, is André van der Louw overleden. Het is een naam die veel jongeren in de PvdA niet veel meer zal zeggen, maar dat geldt niet voor wie rond 1970 al actief was in de PvdA. André van der Louw werd in 1971 partijvoorzitter op de vleugels van Nieuw Links. Drie jaar later vertrok hij naar Rotterdam, om daar de beste burgemeester te worden die Rotterdam ooit gehad heeft. Met tegenzin gaf hij die positie op voor een kortstondig ministerschap in het ongelukskabinet Van Agt II, om daarna eigenlijk nooit meer goed terecht te komen. Zijn voorzitterschap van de Rijnmondraad liep stuk op de weerzin in Rotterdam tegen een echt grootstedelijk bestuur, en daarna bleven alleen parttime functies over. Tijdens de WAO-crisis van 1991 nam hij deel aan een ongelukkige poging de partij te redden, die van zijn kant goed bedoeld zal zijn, maar desondanks alleen maar bijgedragen heeft aan grotere verwarring.
De landelijke partij is Van der Louw vooral dank schuldig voor zijn functioneren als voorzitter van het partijbestuur. Het was een tijd zoals je je die nu haast niet voor kunt stellen. De pil was net uitgevonden, grote groepen kerkelijk opgevoede jongeren braken met hun milieu, aan de universiteiten vond een soort revolutie plaats: lees voor Leiden De strijd om de Academie door Floris Cohen. Overal gonsde en bruiste het. Het huwelijk van Beatrix en Claus maakte de monarchie discutabel, de oorlog in Vietnam onze loyaliteit aan Amerika, de publicaties van de Club van Rome leidden tot de eerste golf van verontrusting over het milieu, ManVrouwMaatschappij en Dolle Mina zetten de emancipatie van de vrouw op de agenda. Het was ook de tijd van Beatles en van de mini-rok, en van de Actie Tomaat. Het was bon ton om tegen het kapitalisme en tegen de consumptiemaatschappij en de prestatiemaatschappij te zijn: iedereen was ineens 'voor de revolutie', zonder dat duidelijk was wat die revolutie op zou moeten leveren. Maar het was een wereldwijd verlangen: the times they are a changing.
Er ontstonden ook allerlei nieuwe politieke bewegingen. Eind jaren vijftig had de PSP al zijn intrede in de Nederlandse politiek gedaan, en nu verschenen Provo, de Kabouters, D'66, de Christenradicalen – heel wat anders dan de Moslimradicalen – en de ppR. Electoraal ondervond de PvdA ook concurrentie van de Boerenpartij, die een soort voorafschaduwing was van de Centrumdemocraten en van Pim Fortuijn. De leiding van de PvdA wist niet goed weg met al deze ontwikkelingen, en vond veel daarvan ook maar onzin, waar ze niet eens ongelijk in had. Ook, wat zeg ik, juist in een socialistische maatschappij moeten ingenieurs bruggen ontwerpen die niet instortten, maar veel maatschappijcritici vonden dat maar een raar reformistisch standpunt.
Op deze manier vervreemdde de PvdA zich echter wel van de tijdgeest. Electoraal ging het ook slecht met de PvdA. Met het boekje Tien over Rood probeerde de groep Nieuw Links daarom een alternatieve PvdA-koers uit te zetten. André van der Louw was een van hen; hij had al eerder geprobeerd om de socialistische jeugdbeweging AJC bij de tijd te brengen. Nieuw Links sloeg aan, met als gevolg dat Van der Louw al snel partijvoorzitter was. In die rol streefde hij naar vernieuwing, maar wist hij ook een brug te slaan naar de ouderen. Hij straalde warmte uit. Zonder zijn inspanningen zou het kabinet Den Uyl er waarschijnlijk nooit gekomen zijn, want veel PvdA'ers vonden het accepteren van CDA–ministers in die tijd maar niets. Ook Wim Kok vond indertijd het kabinet Den Uyl niet links genoeg, dat zei hij althans.
Terugkijkend op die tijd verbaast mij nog steeds de verbetenheid waarmee door zo velen de bestaande maatschappelijke orde werd afgewezen. Wanneer er geen revolutie moest komen, dan toch ten minste een fundamentele hervorming van de maatschappij. Tegenwoordig betekent 'hervorming' minder sociale en baanzekerheid en grotere inkomenstegenstellingen, maar toen juist het omgekeerde. En daar moest dan nog eens een radicale democratisering van alles en iedereen bovenop komen. Niet voor niets heette het gezamenlijke verkiezingsprogramma van PvdA, D'66 en ppR in 1972 Keerpunt '72.
Toch leek de Nederlandse maatschappij anno 1970 meer op wat je je kunt voorstellen bij een socialistische maatschappij dan die van tegenwoordig. Er was maar heel weinig werkloosheid. De inkomensverschillen waren veel kleiner, en het geld speelde lang niet zo'n grote rol. Er was nog geen commerciële televisie, en universitair onderzoek was nog niet afhankelijk van geldschieters die hun eigen gelijk bevestigd wilden zien. Directeuren van energiebedrijven waren gewoon gemeente-ambtenaar in schaal 16, in plaats van gehonoreerd te worden als directeur van een multinational. Er was minder criminaliteit en nog nauwelijks drugsverslaving. Daklozen zag je alleen in nostalgische tv-series als Swiebertje, en in Parijs, waar de clochards golden als een toeristische bezienswaardigheid, bijna op één lijn met de Eiffel toren en de Folies Bergères.
Natuurlijk, er zijn sinds die tijd ook dingen verbeterd. Vrouwen hebben veel meer mogelijkheden gekregen – zij het ook meer plichten – en homoseksualiteit wordt breed geaccepteerd. De stadsontwikkeling ging in de jaren zeventig een andere kant op, met minder hoogbouw en cityvorming, en het weren van de auto uit de binnenstad.
Maar als geheel heeft de maatschappij zich duidelijk in een andere richting ontwikkeld dan links in de jaren zeventig voor ogen stond. 1972 is wel een keerpunt gebleken, maar dan andersom. De PvdA heeft daar ook het nodige aan bijgedragen, geleid door dezelfde politici voor wie het in de jaren zeventig allemaal niet radicaal genoeg kon zijn. Maar slechts weinigen van degenen die toen de revolutie predikten nog verontwaardigd over hoe het tegenwoordig toegaat. Ik kan mij daar erg over verbazen.
Binnenkort komt er postuum een boek uit van Van der Louw over zijn Nieuw Links tijd. Ik weet niet of veel mensen dat nog zullen lezen. Ten slotte hebben we het veel te druk met mobiel bellen en chatten via internet. Maar misschien dat bij degenen die het wel lezen diezelfde verbazing zal toeslaan: hoe is het toch mogelijk dat alle anti-kapitalistische retoriek uit de jaren zeventig alleen maar het tegendeel heeft opgeleverd?

In: Partijgenoot november 2005