Zoek op trefwoord :
Woningsloopcorporaties
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 18-09-2005

Overal in ons land maken woningcorporaties plannen voor de afbraak van oudere huurwoningen, vooral die uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Directeuren van woningcorporaties die dit krachtig aanpakken worden extra beloond, terwijl in Friesland een directeur die hier niets in zag, door de Raad van Toezicht is ontslagen.
Sloop of ingrijpende renovatie is een voor de hand liggende maatregel wanneer het moeilijk wordt om voor vrijkomende woningen nieuwe huurders te vinden. In de voormalige DDR worden op grote schaal woningen gesloopt omdat de bewoners naar het westen zijn vertrokken, en ook in Delfzijl kampt met een teruglopende bevolking. Er wordt wel gezegd dat Nederland vol is, maar mensen willen toch vooral daar wonen waar het het volst is, want daar zijn ook de banen te vinden.
Een ander argument kan zijn, dat huizen niet meer voldoen aan elementaire kwaliteitseiseneisen: dat het er ongezond wonen is vanwege optrekkend vocht, of dat je er niet kunt douchen. Dat waren in de jaren zeventig de argumenten voor de stadsvernieuwing, die erop gericht was bewoners in hun eigen buurt een betere woning te geven. Nu gaat het echter om woningen die weliswaar niet luxueus zijn, maar waar je toch moeilijk kunt volhouden dat er sprake is van mensonwaardig wonen. Die huizen zijn vaak zeer gewild vanwege de relatief lage huur. Toch wil men ze op grote schaal afbreken.
In deze neoliberale tijd denk je al snel dat woningcorporaties dat doen omdat het financieel voordelig is. Dat is het echter niet. Oudere huurwoningen zijn meestal juist heel gunstig voor de bedrijfsresultaten. De stichtingskosten waren veel lager dan tegenwoordig, en bij woningen van vóór de dynamische huurprijsberekening is op de stichtingskosten al fors afgeschreven. Vervangende nieuwbouw is daarentegen bedrijfseconomisch alleen mogelijk wanneer de corporatie een fors deel van de stichtingskosten eenmalig als onrendabele top afboekt.
In de hedendaagse volkshuisvesting wint echter de ideologie het van de economie. Dat is de ideologie van de stedelijke herstructurering, die verbreid wordt vanuit het Ministerie van VROM en breed gedeeld wordt door wethouders volkshuisvesting en directeuren van woningcorporaties. Die houden niet van al die wijken met naoorlogse flats, en zeker niet van die straatjes met eengezinswoningen. Dat is geen bezit om trots op te zijn; je leidt daar je buitenlandse gasten alleen rond om te laten zien wat je gaat slopen.
Een belangrijk motief is dat er in die wijken te veel mensen met lage inkomens op elkaar wonen, vaak nog allochtonen ook. Het motief voor de stedelijke herstructurering is daarmee precies omgekeerd aan dat voor de stadsvernieuwing dertig jaar geleden. Toen wilde men betere huizen voor de mensen die er woonden, nu wil men andere bewoners en breekt men daarom de huizen van de zittende bewoners af.
Nu is de eenzijdige samenstelling van veel wijken in de grote steden wel degelijk een probleem. Het bemoeilijkt de integratie van allochtonen, en het kan opgroeiende kinderen een omgeving bieden waar de verkeerde rolvoorbeelden te zeer overheersen. Het zou daarom beter zijn geweest wanneer in het verleden de goedkope huurhuizen beter gespreid waren over de grote steden en hun randgemeenten. Maar dat valt moeilijk te corrigeren. Geconfronteerd met de dreiging van annexatie willen randgemeenten zich nog wel eens binden aan de bouw van sociale woningen, maar het papier waarop dergelijke afspraken gemaakt worden blijkt in de praktijk bijzonder geduldig. Als die woningen er al komen zijn de huren toch aanzienlijk hoger dan van de gesloopte woningen. Het maakt de bewoners sterker afhankelijk van huursubsidie, wat de dreiging van bezuinigingen en vergroting van de armoedeval met zich meebrengt.
Bij herstructurering wordt gezorgd voor alternatieve huisvesting. Wie zichzelf niet kan redden krijgt voorrang bij de toewijzing van vrijkomende huurwoningen. Stiekem wordt daarmee de segregatie bevorderd: mensen die eerst in één complex woonden worden gescheiden naar inkomen. Maar het betekent ook dat anderen die een goedkope woning zoeken minder kans maken.
Hier blijkt een merkwaardige paradox. Aan de ene kant zijn er allerlei rapporten waaruit blijkt dat er in de grote steden veel te veel goedkope huurwoningen zijn. Vandaar de stedelijke herstructurering. Maar aan de andere kant lopen de wachttijden voor dergelijke woningen op. Gescheiden mannen met een laag inkomen belanden in caravans en tuinhuisjes, slapen in hun auto of worden dakloos. Die zouden dolblij zijn met zo'n woning waar de beuk ingaat.
Het proces is erop gericht dat wie het kan betalen verhuist van een sociale huurwoning naar een dure huurwoning of een woning koopt. Dat zijn de scheefwoners, een mensentype waar men het in beleidskringen niet erg op heeft. Het uiteindelijke resultaat zal zijn dat de resterende sociale huurwoningen een veel eenzijdiger bevolking krijgen dan thans. De woningsloopcorporaties versterken dus juist de sociale segregatie die zij zeggen te bestrijden.

In: Overheidsmanagement september 2005