Zoek op trefwoord :
Het zijn de straten niet...
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 14-11-2004

Het water is misschien wel het belangrijkste element in het Leidse stadsbeeld. In zijn ode aan Leiden zingt oud-Leidenaar Joop Visser, rond 1960 bekend als de student-zanger Jaap Fischer: het zijn de straten niet, het zijn de pleinen niet, het is het water. De oude naam voor Leiden, Leithon, betekende ook: aan de wateren. In Leiden is het water opvallend in het stadsbeeld aanwezig, omdat de afstand tussen het wateroppervlak en het straatniveau zo klein is, kleiner dan in andere steden.
Dat is overigens niet alleen maar een voordeel: door het hoge waterpeil in de grachten is ook het grondwaterpeil in Leiden heel hoog. Daardoor groeien boomwortels horizontaal in plaats van verticaal, wat je goed merkt als je op de fiets zit. Het maakt het noodzakelijk dat het asfalt regelmatig wordt bijgefreesd. De gemeente freest met grote frezen.
Leiden onderscheidt zich ook van veel andere Hollandse steden door dat er zo véél water is. Door Leiden lopen de twee armen van de Oude Rijn, rond Leiden zijn de singels behouden gebleven, en er zijn nog een aantal vroegere verdedigingsgrachten: het Rapenburg, de Oude Vest en de Herengracht. En dan zijn er nog de Vliet, de Groenhazengracht, de Oranjegracht, de Waardgracht, en een deel van de Mare. Niet de hele Mare helaas: het laatste stuk van de Mare is in 1960 gedempt.
Eind jaren zeventig is erover gedacht om dit stuk van de Mare weer open te graven. Dat is toen bij andere grachten daadwerkelijk gebeurd: de Rijn- en Schiekade was al gedempt om er een brede verkeersweg van te maken, maar ging weer open, net als de Waardgracht, waar de meerderheid van de gemeenteraad het oude karakter zoveel mogelijk wilde behouden. Het opengraven van de Mare stuitte echter op grote weerstand van de winkeliers, die schade vreesden voor hun nering, en actie voerden onder de leuze 'De Mare open, is bezopen'. Uiteindelijk ging het niet door omdat er geen geld voor was.
Ook over het opengraven van andere grachten is gepraat. Er waren serieuze tekeningen waarop het Rapenburg door het gedeeltelijk opengraven van het Kort rapenburg weer een open verbinding kreeg met het Galgewater. Ik heb in die tijd ook wel eens het idee geopperd om de Hooglandse Kerkgracht weer open te graven, want dat leek mij zo mooi, met de Hooglandse Kerk daarin weerspiegeld. Dat bleek achter helemaal fout te zijn: die gracht is al in de zeventiende eeuw gedempt, en opengraven is dan geschiedvervalsing. Dat argument wordt ook ingebracht tegen het plan van het Amsterdamse stadsdeel Centrum om een gracht in de Jordaan weer open te graven.
Inmiddels is er een nieuwe discussie opgang gekomen over het opengraven van grachten. Leiden is niet meer de enige stad waar dat wel eens gebeurd is, en er is een nieuw motief: het regent vaker en harder, en dat maakt dat het Hoogheemraadschap meer bergingscapaciteit nodig heeft, en die wordt bepaald door het oppervlak van het water. Daarom schijnt het Hoogheemraadschap mee te willen betalen aan het opengraven van de Mare.
Dat opent nieuwe perspectieven. Er komt zo een nieuwe geldbron beschikbaar voor het opengraven van vroegere grachten waarbij dat eerst om ethetische redenen bepleit werd. Maar het maakt dat opengraven ook ineens functioneel. En wat functioneel is, is geen geschiedvervalsing: nieuwe kansen voor de Hooglandse Kerkgracht.
Toch verbaast het mij dat het Hoogheemraadschap zoveel geld over zou hebben voor het vergroten van het wateroppervlak in de Binnenstad. Andere delen van de stad zijn veel minder bedeeld. Zou bij de herstructurering van Zuid-West een gedeelte van de ruimte die vrijkomt wanneer er sportterreinen niet meer worden gebruikt, niet gebruikt moeten worden om een grote vijver te graven, waaromheen je dan leuk kunt wandelen? En moet er in Merenwijk niet meer water komen?
Maar de meest interessante mogelijkheden biedt misschien wel de Lammenschansweg. Daar is heel wat ruimte, tussen twee sterk versteende gebieden, Tuinstadwijk en de oude Professorenwijk. Nu is die ruimte bestemd voor de Rijn-Gouwelijn. Ik wil hier de hele discussie daarover niet oprakelen, al hoop ik dat Jeltje van Nieuwenhoven als nieuwe gedeputeerde voor zichzelf de voor- en nadelen op en rij zal zetten, en zich afvragen of de voordelen wel tegen de nadelen opwegen. De vraag is alleen of wanneer zij tot de conclusie zou komen dat de tegenstanders gelijk hebben, zij zich dat politiek wel kan permitteren.
Een van de bezwaren tegen de Rijn-Gouwelijn is dat daardoor de situatie op de Lammenschansweg nog gevaarlijker wordt, en de kruisingen nog onoverzichtelijker. Men wijst daarbij op de vele ongelukken die met sneltrams op vrije banen gebeuren in Amstelveen en Rotterdam. De oplossing voor dit deelprobleem is de tram onder de grond te laten lopen, maar zoveel geld is er nu ook weer niet voor de Rijn-Gouwelijn beschikbaar.
Wanneer het Hoogheemraadschap geld over heeft voor vergroting van het wateroppervlak in Leiden, zou dat echter kunnen helpen. Maak de Rijn-Gouwelijn ondergronds, en leg daarboven een ondiepe vijver aan in de middenberm van de Lammenschansweg. Dan helpt het ene probleem het andere op te lossen.

PG november 2004