Zoek op trefwoord :
De noord-westgrens van Europa
Verschenen in 'Socialisme & Democratie' - 30-09-2004

Er wordt veel gediscussieerd over de grenzen van Europa. Niet iedereen is blij met de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Toch gaat de discussie over nieuwe toetreders door. Op het Balkan schiereiland zijn nu nog alleen Griekenland en Slovenië lid van de Europese Unie, maar de meeste andere landen willen dat ook graag worden, Kroatië voorop. Er is het probleem van Turkije, dat al vanaf 1952 lid is van de NAVO, en vanaf 1963 geassocieerd met de Europese gemeenschap, maar dat velen er om principiële redenen toch niet bij willen hebben. En dan is er het probleem van de voormalige Sovjet-Republieken. Vele daarvan liggen wel in Europa, maar de animo om ze het lidmaatschap van de Europese Unie aan te bieden is toch gering.
In die gevallen waar daadwerkelijk over toetreding gepraat wordt, is het patroon steeds hetzelfde: de landen zelf willen graag, maar er is scepsis binnen de Europese Unie. Men verwacht van het lidmaatschap van de Europese Unie belangrijke economische voordelen, en de landen die voorheen deel uitmaakten van het Oostblok zien in het lidmaatschap van de Europese Unie een belangrijke middel om zich in te dekken tegen herleving van het Russisch imperialisme. Daarom zijn ze ook toegetreden tot de NAVO.
Van de kant van Europa zijn er desondanks allerlei bezwaren. De meeste kandidaat-leden beschikken over onvoldoend gewortelde democratische instituties. De welvaartsverschillen zijn groot, zodat er nieuwe migratiestromen dreigen. Wat heeft het voor zin ons druk te maken over de volgmigratie vanuit Turkije, wanneer over tien jaar iedereen zich vanuit dat land in Nederland mag vestigen?
Maar de uitbreidingsdiscussie roept ook fundamentelere vragen op: gaat het bij de toetreding tot Europa alleen om gezamenlijk onderschreven rechtsbeginselen en niet te grote welvaartsverschillen, of eindigt Europa bij de Bosporus omdat we dat op school zo geleerd hebben? En betekent dat dan dat Rusland wel kan toetreden, omdat het zwaartepunt daarvan ten westen van de Oeral ligt? En speelt daarbij de godsdienst een rol: heeft Europa christelijke wortels, of kiezen we voor een Europa waarin atheïsten en islamieten zich evenzeer thuis voelen als christenen?
Terwijl er volop wordt gediscussieerd over de begrenzing van Europa aan de zuidoostkant, vindt aan de noordwestkant van Europa een tegengestelde ontwikkeling plaats. Hier zien we dat landen die van harte welkom zijn in de Europese Unie, zich zelf afzijdig houden van economische of militaire integratie. Er bestaat in Europa geen enkele discussie of Noorwegen, Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië thuis horen in Europa. Dat geldt evenmin voor IJsland of de Far Oer. Toch zien we dat aan de noordwestzijde de integratie stokt.
Ten noordwesten van Nederland ligt geen enkel land dat èn lid is van de Europese Monetaire Unie èn lid van de NAVO. Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken liggen buiten de Eurozone, al zouden de politieke elites in die landen dat liever anders zien. Noorwegen, de Far Oer en IJsland zijn zelfs geen lid van de Europese Unie. Finland en Ierland hebben wel de euro ingevoerd, maar die zijn weer geen lid van de NAVO.
Men kan dit als een speling van het lot zien, en toeval speelt daarbij natuurlijk ook een rol. Maar het patroon is te duidelijk om niet ook de vraag te stellen of er wellicht een diepere verklaring valt aan te wijzen waarom de integratie aan de noord-westkant stokt. Zo’n verklaring zou kunnen liggen in de culturele verschillen binnen Europa. Het gaat dan niet om cultuur in de zin van kunst en cultuur, maar om waarden en normen die in verschillende landen leven.
Dergelijke culturele verschillen zijn te achterhalen met behulp van enquêtes. Het Nederlandse onderzoeksbureau Motivaction onderscheidt op die manier verschillende subculturen, die ook tot uitdrukking komen in eetgewoonten en voorkeur voor een bepaald automerk. Wie wil zien hoe dat gaat, kan via www.motivaction.nl zijn eigen ’mentality milieu’ bepalen.
In Allemaal andersdenkenden deed Geert Hofstede verslag van een vergelijkbaar onderzoek in verschillende landen, waarbij hij tussen die landen opmerkelijke verschillen vond. Een hele belangrijke daarvan is de mate waarin mensen verwachten en accepteren dat macht ongelijk verdeeld is. Westerse landen scoren laag op deze schaal, de meeste ontwikkelingslanden juist hoog. Dat kan verklaren waarom er in de meeste ontwikkelingslanden zoveel corruptie is, en het zo moeilijk is om tot good governance te komen.
Maar ook binnen Europa zien we opmerkelijke verschillen. De landen waar een Romaanse taal gesproken wordt, Frankrijk, België, Portugal, Spanje en Italië (in die volgorde) , scoren veel hoger op deze schaal dan Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, Zwitserland, Finland, Noorwegen, Zweden, Ierland, Denemarken en Oostenrijk. Hofstede verklaart deze verschillen uit de politieke situatie van 2000 jaar geleden: het Romeinse rijk was veel hiërarchischer georganiseerd dan het Germaanse deel van Europa, waar men leefde in kleine stamverbanden waarvan de leiders niet bereid waren bevelen van anderen te accepteren.
Uit het zo ontstane cultuurverschil verklaart Hofstede dat 1500 jaar later de reformatie in het noordelijk deel van Europa slaagde, terwijl Zuid-Europa trouw bleef aan de moederkerk. Het kan ook verklaren waarom in de zuidelijke landen van Europa de communisten zoveel aanhang kregen, terwijl in noordelijker streken de klassebewuste arbeiders zich meer tot de sociaal-democratie aangetrokken voelden.
De ironie van dit verhaal is dat de nationaal-socialisten dweepten met de Germaanse cultuur, maar in werkelijkheid juist de hiërarchische traditie van de Romeinen representeerden. Het gevolg daarvan is wel, dat er niemand voorstelt om in de Europese Grondwet te verwijzen naar de Germaanse traditie, terwijl objectief bezien de democratische rechtstaat daar meer aan te danken heeft dan aan de joods-christelijke traditie. Het oudste parlement in Europa vinden we in IJsland, dat dateert van voor de overgang rond het jaar 1000 van IJsland tot het Christendom.
De tegenzin bij de volken van Noordwest Europa voor de Europese integratie moet wel met dit cultuurverschil te maken hebben. Dat Ierland uiteindelijk wel de euro heeft ingevoerd, kan dan verklaard worden uit het feit dat het land katholiek is. De vraag is of dit cultuurverschil overwonnen zal worden. Het kan ook andersom gaan: naarmate het zwaartepunt van de Europese Unie verschuift in zuidoostelijke richting, neemt het gevoel van verwantschap in het noordwesten af. Voor Nederland is dat geen aantrekkelijk perspectief: we worden zo een uithoek in een Europa waar die landen buiten staan waar we in cultureel opzicht het meest mee delen.

Bijdrage aan digitale congresbundel bij het congres 'Vrijheid van grenzen'van de Veer Stichitng, Leiden 2004, afgedrukt in S&D oktober/november 2004