Zoek op trefwoord :
Groter betekent niet: meer bestuurskrancht
Verschenen: 29-09-2004

Gemeenten moeten winnen aan bestuurskracht. Onder die leuze gaat het proces van samenvoeging van gemeenten nog steeds door. Grotere gemeenten kunnen betere ambtenaren aantrekken, kunnen over meer gespecialiseerde functies beschikken, en kunnen zo beter inspelen op de stortvloed van regels die over ons land neerdaalt. Gaat u maar na hoe groot een gemeente moet zijn om voldoende draagvlak te hebben voor een krachtige afdeling planning en control.
Je zou verwachten dat het herindelingsbeleid zelf ook in het kader van de planning- en control cyclus geëvalueerd wordt, maar dat gebeurt zelden, waarschijnlijk omdat de keren dat het gebeurd is, de resultaten zo slecht in de kraam van de beleidsmakers te pas kwamen. In de jaren tachtig concludeerde Derksen dat de gemeentegrootte maar beperkt invloed heeft op bestuurskracht, en dat die invloed ook negatief kan zijn, omdat grotere gemeenten vaak langzamer werken dan kleine. Denters kwam in die tijd tot de conclusie dat grotere gemeenten inderdaad beter zijn in het maken van woningbouwplannen, maar niet in de realisering ervan.
Vernietigend was het onderzoek van Herweijer in de jaren negentig. Hij vond bij samenvoeging van kleine gemeenten in Groningen geen betere beleidsprestaties, maar wel meer verkokering. Door de aandacht die de samenvoeging vroeg raakte men achterop bij andere beleidsontwikkelingen. Hij deed dit onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en wachtte op verzoek van dit ministerie even met de publicatie tot de Eerste Kamer gestemd had over het omstreden voorstel Rosmalen aan Den Bosch toe te voegen.
Wie onder bestuurskracht verstaat het vermogen om bedrukt papier te produceren en interne procedures te formaliseren, moet kiezen voor grote gemeenten. Dat geldt ook voor scholen en welzijnsinstellingen. Maar wanneer bestuurskracht betekent het bieden van de service aan de bevolking, dan ziet het plaatje er heel anders uit. Je hoort nooit mensen zelf klagen dat hun gemeente zo klein is, dat hoor je van burgemeesters en gemeentesecretarissen.
In heel kleine gemeenten komt de secretaris zelf aan de telefoon wanneer de pers iets wil weten, iets grotere gemeenten hebben een voorlichter, nog grotere hebben er twee, en weer grotere hebben er tien. Die hebben dan weer onderling overleg om de taken op elkaar af te stemmen, en tijdens dat overleg zijn ze voor de pers niet bereikbaar. Maar reken er niet op dan de gemeentesecretaris de pers te woord staat, want dat mag niet van de voorlichters.
Dit wil niet zeggen dat gemeentelijke samenvoegingen nooit zinvol zijn. Het gaat dan niet om de grootte of de bestuurskracht, maar om de noodzaak van eenheid van beleid. Dat probleem speelt vooral tussen steden en hun randgemeenten. Samenvoeging is dan wenselijk niet omdat de randgemeenten te klein zijn, maar omdat er één democratisch gekozen bestuur moet zijn dat beslist over het wegenbeloop, over uitbreidingen, en over voorzieningen die voor de hele agglomeratie van belang zijn.
Dat zijn echter juist de meest omstreden samenvoegingen. Inwoners van zelfstandige randgemeenten hebben wel de lusten maar niet de lasten van de grote stad, en willen dat graag zo houden. Om dan toch tegemoet te komen aan de roep om schaalvergroting, gaan randgemeenten onderling fusies aan, zoals Leidschendam-Voorburg of het Westland. Die samenvoegingen lossen geen enkel probleem op, behalve het op afstand houden van Den Haag. Maar bij BZK vinden ze het prima: liever zinloze samenvoegingen dan geen samenvoegingen.