Zoek op trefwoord :
BZK lijdt aan cognitieve dissonantie
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 29-09-2004

Het onderwerp bezuinigingen is terug op de gemeentelijke agenda. Daarbij kunnen gemeente er behoefte aan hebben te weten hoe hun eigen uitgaven patroon zich verhoudt tot dat van vergelijkbare gemeenten. Het systeem waarmee de algemene uitkering verdeeld wordt, biedt daarvoor interessante mogelijkheden. Dat is immers gebaseerd op clustering van de uitgaven, waarbij de gemeente per cluster een bedrag krijgt dat afhangt van objectieve kenmerken van de gemeente, waarvan is vastgesteld dat ze van invloed zijn op het uitgavenniveau. Zo kan men per cluster uitrekenen wat men uit het gemeentefonds ontvangt, en dat vergelijken met wat men per cluster uitgeeft, rekening houdend met wat uit eigen inkomsten wordt gefinancierd
Die benadering brengt ook gevaren met zich mee. Het moet niet zo worden dat de bedragen die men per cluster ontvangt de norm zijn voor de gemeentelijke begroting, alsof de algemene uitkering een samenstel is van specifieke uitkeringen. Bij de invoering van het huidige verdeelsysteem zijn er zwartkijkers geweest die om die reden in het systeem een bedreiging van de gemeentelijke autonomie zagen.
Gemeenteraden moeten hun eigen afweging maken, op basis van voorstellen van een college van B. en W. dat zich bewust is van de waarde die de gemeenteraad en in het bijzonder de coalitie hecht aan bepaalde uitgaven. De culturele sector kan niet zonder meer het bedrag opeisen dat uit het gemeentefonds wordt ontvangen voor het cluster kunst en ontspanning, maar ook niet dat de afdeling Financiën met zo'n analyse in de hand claimt dat de sector op niet meer dan een bepaald bedrag recht heeft.
Zo'n analyse op basis van de opbouw van de algemene uitkering kan echter wel aanleiding zijn voor verdere vragen. Waarom geeft de gemeente meer geld uit voor een bepaald takencluster dan vergelijkbare gemeenten? Komt het omdat de gemeente op de onderliggende functies uitgaven boekt die volgens de voorschriften elders geboekt moeten worden? Dan moet dat eerst gecorrigeerd worden. Het kan zijn dat de gemeente veel uitgeeft vanwege omstandigheden die niet bij de verdeling van het gemeentefonds zijn betrokken. Dan valt er niet veel anders aan te doen, dan te lobbyen voor aanpassing van het verdeelsysteem, waar ze overigens op het ministerie van BZK niet op zitten te wachten. Het systeem is al zo ingewikkeld, en elk nieuw probleem dat gecompenseerd moet worden vraagt weer nieuwe verdeelmaatstaven.
Het kan echter ook zijn dat een gemeente bewust prioriteit geeft aan bepaalde taken, of andere taken minimaal wil uitvoeren. Als dat bij de analyse tot uitdrukking komt, is dat een bewijs van bestuurskracht. Maar het kan ook zijn dat er grote verschillen optreden die helemaal niet gebaseerd zijn op politieke waarde-oordelen. Dan is er alle aanleiding om te kijken hoe dat komt: wordt er ondoelmatig gewerkt, of wordt er een relatief hoog voorzieningenniveau in stand gehouden waar de Raad niet om gevraagd heeft?
De gemeenteraad kan het College vragen om een dergelijke vergelijking te maken, waarbij men desgevraagd hulp kan krijgen van de Inspectie Financiën Lagere Overheden van het Ministerie van BZK in de vorm van een z.g. begrotingsscan. Bij elke art.-12 aanvraag is een dergelijke scan uitgangspunt voor de beoordeling. Het daarbij gebruikte excel-document staat op www.minbzk.nl : ga achtereenvolgens naar 'Openbaar bestuur', 'Financiën provincies en gemeenten', 'Artikel 12 & Toezicht', Gemeente inspectie' en 'begrotingsanalyse'. Met dit spreadsheet kan men een dergelijke analyse ook zelf uitvoeren.
Daarbij is er echter wel een probleem. Voor een dergelijke analyse zijn de geraamde uitgaven per functie nodig, en die zitten niet bij de programmabegroting. Ze maken deel uit van de 'informatie voor derden', en die is niet voor raadsleden bestemd, de naam zegt het al. Maar raadsleden kunnen daar wel om vragen, desnoods doen ze daarbij een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur. Anders dan de programmabegroting, is de begrotingsscan gebaseerd op de input. Bij de waardering van verschillen t.o.v. de opbouw van de uitkering kan men uiteraard wel kijken naar de beoogde productie en effecten, maar het is niet mogelijk om die te vergelijken met die van een gemiddelde gemeente met dezelfde kenmerken.
Het is een merkwaardige zaak. BZK schrijft met veel bombarie de gemeenten programmabegrotingen voor, waar allerlei consultants dan weer hun brood mee verdienen. Daarom hoor je ook zo weinig kritiek op de programmabegroting, daar valt alleen voor een enkele columnist geld mee te verdienen. Maar wanneer BZK zelf gemeentebegrotingen beoordeelt, kijkt men primair naar de uitgaven per cluster van functies, terwijl die voor de raad niet interessant zouden zijn. Hoe noemen psychologen dat ook alweer? Cognitieve dissonantie!