Zoek op trefwoord :
Nederland heeft al een districtenstelsel
Verschenen: 21-04-2004

De discussie over de wijziging van het kiesstelsel zit muurvast. Thom de Graaf wil een stelsel waarbij de evenredigheid behouden blijft, maar wel meer kamerleden over een eigen mandaat beschikken. Die doelstellingen worden niet bestreden, maar het kiessysteem dat hij voorstaat vindt alleen genade bij de kroonjuweliers in zijn eigen partij. Anderen partijen vinden het te ingewikkeld, en vrezen voor rare bijeffecten.

Bij een echt districtenstelsel zijn de kandidaten in een district elkaars concurrenten, en versterkt elke in een district gewonnen zetel de positie van de eigen partij. In het stelsel dat De Graaf voorstelt maakt het daarentegen voor het aantal zetels van een partij in de Tweede Kamer niet uit of een districtskandidaat gekozen wordt of niet. In dat laatste geval komt er een extra kandidaat van de landelijke lijst in de Kamer. De districtskandidaten zijn dus vooral de concurrenten van degenen die op de landelijke lijst staan, en de kiezer zal moeten afwegen of hij de districtskandidaat van zijn partij meer kwaliteiten toedicht dan de kandidaten op de landelijke lijst of juist niet.

Wanneer kiezers massaal in hun district op een andere partij stemmen dan landelijk, kan dat ook rare effecten opleveren. Stel dat in Friesland de meeste mensen op de districtskandidaat van de FNP stemmen, maar tegelijk op de landelijke lijst van een van de landelijke partijen. Dan komt de districtskandidaat niet in de Tweede Kamer, ook niet als hij meer stemmen heeft gekregen dan de overige districtskandidaten bij elkaar.

Wanneer je echt wilt dat er met behoud van de evenredigheid meer Kamerleden over een eigen mandaat beschikken, is er een veel eenvoudiger oplossing mogelijk. Daarbij moet je gebruik maken van het feit dat Nederland al een districtenstelsel heeft, door de verdeling in negentien kieskringen. De zetels worden eerst verdeeld over de verschillende partijen, en binnen die partijen over de lijsten die deze in de verschillende kieskringen hebben ingediend. Dat je daar weinig van merkt, komt omdat de meeste partijen in alle kieskringen dezelfde lijst indienen of in ieder geval een lijst met overal dezelfde lijsttrekker. Die krijgt dus heel veel stemmen, en de meeste andere kamerleden worden gekozen door overdracht van stemmen die op de lijstrekker zijn uitgebracht aan degenen die lager op de lijst staan. Die laatsten hebben dan dus geen eigen kiezersmandaat, en het kabinet ziet dat als een probleem.

De regeringspartijen kunnen dat probleem echter gemakkelijk oplossen door in verschillende kieskringen met een verschillende lijsttrekker uit te komen. Voor de grote partijen geeft dat de mogelijkheid dat er zo negentien leden in de Kamer komen met een eigen mandaat. D66 zou als kleine partij met wat minder lijsttrekkers uit kunnen komen, die dan nog elk een eigen mandaat hebben. Elke stem die in een district wordt uitgebracht draagt dan bij aan het totale aantal zetels voor D66, en die zetels worden verdeeld in de volgorde van het aantal stemmen dat op de verschillende lijsten wordt uitgebracht. Kan het democratischer?

Waarom doet D66 dat niet? Omdat elke communicatie-adviseur je kan uitleggen dat het in moderne verkiezingscampagnes essentieel is dat een partij één aansprekend gezicht heeft. In 1959 en 1963 kwam de PvdA nog met meerdere lijsttrekkers uit, maar door de komst van de TV is dat veranderd. Een partij die streeft naar Kamerleden met een eigen mandaat is daardoor electoraal in het nadeel.

Om dat toch te bevorderen zou in de Kieswet kunnen komen te staan dat elke kandidaat slechts in één kieskring lijsttrekker mag zijn. Dat is geen erger betutteling van partijen dan voor te schrijven dat kandidaten niet tegelijkertijd op een landelijke en op een districtslijst mogen staan, zoals De Graaf voorstelt. Het is een eenvoudig recept om ervoor te zorgen dat er met behoud van de evenredige vertegenwoordiging meer Kamerleden met een eigen mandaat komen, zonder dat ieder twee stemmen moet uitbrengen waarvan de betekenis de meeste kiezers ontgaat.

Toch is het de vraag wat je daar nu eigenlijk mee opschiet. Want wat houdt dat eigen mandaat nu eigenlijk in? Er wordt altijd naar Engeland gekeken, waar de parlementsleden allemaal dat begeerde eigen mandaat hebben. Toch worden nergens parlementsleden zo onder druk gezet om volgens de partijlijn te stemmen als daar. Parlementsleden zijn er voor hun herverkiezing net zo afhankelijk van hoe hun partij het landelijk doet als hier, en dus van hun niet op het stembiljet vermelde partijleider. De kiezer laat zijn stem bepalen door het Irak-beleid van Blair, en niet door het ombudswerk van zijn local favorite. Je kunt precies uitrekenen welke districten bij een bepaalde shift van de ene partij naar de andere overgaan. Dat zagen we laatst nog in Vrij Nederland.

Iedereen roept ook altijd dat het voordeel van het Engelse stelsel is dat je geen lange kabinetsformaties nodig hebt. Dat voordeel zou echter verloren gaan als er in meerderheid kandidaten zouden worden gekozen die niet aan een partij gebonden zijn en dus echt een eigen mandaat hebben. Daarmee stelt dat eigen mandaat dus veel minder voor dan ons wordt voorgespiegeld. Lijstrekkers bij de verkiezing van Provinciale Staten hebben ook een eigen mandaat, maar niemand kent ze. Een stelsel waarbij mensen zelf op de politieke leider van hun partij kunnen stemmen is dan wel zo transparant. Maar zet er dan geen districtslijst naast die toch geen invloed heeft op de politieke krachtsverhoudingen.

De Graaf zou zijn vernieuwingsdrift beter kunnen richten op de staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen. Daar is namelijk een probleem.

Gepubliceerd op de website van de PvdA-Leiden en de PvdA-Den Haag