Zoek op trefwoord :
Duaal bezuinigen
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 21-09-2003

De tegenvallende economische ontwikkeling maakt dat veel gemeenten te maken krijgen met een voor de huidige generatie bestuurders nieuw fenomeen: bezuinigen. Hier en daar rijst daarbij de vraag, of in een gedualiseerd gemeentebestel het college van B. en W. of de gemeenteraad daarbij het initiatief moet nemen. Onlangs werd ik gebeld door een journalist van de stadsredactie van een regionaal dagblad, die mij vertelde dat in de gemeente die hij versloeg, het college besloten had dat vanwege de kaderstellende rol van de gemeenteraad het initiatief bij bezuinigingen bij de raad lag, en af zou wachten wat de raad zou besluiten. Wat ik daarvan vond?

Mij lijkt dit de grootst mogelijke onzin. De gemeenteraad stelt weliswaar de begroting vast, maar dat moet wel gebeuren op voorstel van het college. Dat vind ik niet alleen, dat schrijft art. 160 lid 1 van de gemeentewet voor. Het is de taak van het college om beslissingen van de raad voor te bereiden. En dat geldt ook voor beslissingen die de raad neemt in zijn kaderstellende rol.

Niet alleen schrijft de wet dit voor, het kan ook niet anders. Een gezelschap van enige tientallen mensen kan niet over een begroting discussiëren zonder uitgewerkte voorstellen. Wanneer die niet van het college komen, van wie dan wel? Van de griffie? Die zal daarbij toch politiek moeten worden aangestuurd. Wanneer die rol vervuld wordt door het presidium of door de commissie financiën, treden die in de plaats van het college van B. en W. We hebben we dan de monistische situatie van vóór 2002 terug, omdat dan raadsleden oordelen over hun eigen voorstellen, terwijl het dualisme juist is ingevoerd om te voorkomen dat wethouders in hun rol van raadslid hun eigen voorstellen moeten beoordelen.

Wanneer het presidium bij bezuinigingsvoorstellen in de rol zou treden die tot nu toe het college vervult, loopt men ook tegen het probleem aan, dat omdat alle partijen in het college vertegenwoordigd zijn, en het presidium niet is samengesteld op basis van politieke overeenstemming tussen fracties, het veel moeilijker zal zijn om het in het presidium eens te worden, en er een discussie zal ontstaan of we in plaats van afspiegelingspresidia niet moeten kiezen voor programmapresidia, met full-timers die elk hun eigen portefeuille hebben.

De vraag is ook of raadsleden en griffiemedewerkers voldoende inzicht in de gemeentelijke bestedingen hebben om bezuinigingsvoorstellen te kunnen doen. Bij bezuinigingsronden zien we een mix van algemene en specifieke tariefsstijgingen, budgetverlagingen, efficiencymaatregelen, en taakafstotingen, waarbij het er steeds om gaat die maatregelen te vinden die tot de minste pijn leiden. Dat vraagt een veel gedetailleerder inzicht in de gemeentelijke uitgaven dan waarover raadsleden beschikken. Het past ook niet bij het besturen op hoofdlijnen dat zij dat inzicht verwerven. Raadsleden horen immers in de kroeg, en niet in het stadhuis of met hun neus in de boeken.

In theorie kan men zich een griffie voorstellen die wel over al die kennis beschikt, maar dat is dan een doublure geworden van de ambtelijke ondersteuning van het college. Dat lijkt mij geen efficiënte besteding van het geld van de burger. Waar die situatie zich voordoet, is de eerste bezuinigingspost snel gevonden. Daarbij komt dan, dat een inschatting van de pijn die elke bezuiniging oplevert per definitie een politiek oordeel inhoudt, en dus nooit door de griffie zelfstandig gemaakt kan worden.

Dat is ook een bezwaar tegen bezuinigingsoperaties waarbij de ambtenaren zelfstandig tot een pakket voorstellen komen, zonder wisselwerking met het college. Ik heb wel gemeentesecretarissen meegemaakt die graag zelf leiding aan zo’n proces geven met zo weinig mogelijk politieke interventie, maar dat zijn mensen die in hun hart ernaar streven om wethouder met een vaste aanstelling te zijn, en die combinatie kent het Nederlandse gemeenterecht nu eenmaal niet.

Intussen moet de gemeenteraad het pakker bezuinigingsvoorstellen waar een college mee komt, wel beoordelen. Daarbij zal blijken dat zo’n pakket slecht te presenteren valt binnen het format dat het ministerie van BZK aanbeveelt onder de naam programbegroting. Niet voor niets noemde Elzinga dat ‘een koekoeksei in het nest van het dualisme’.

Idealiter zou alleen per programma moeten worden aangegeven welk bedrag bezuinigd wordt, met daarbij de consequenties voor de te bereiken maatschappelijke doelstellingen. Dan zal echter blijken dat er vrijwel nergens een strikte causale relatie is tussen de gevoteerde bedragen en de te bereiken doelstellingen, zodat ook niet in dergelijke termen kan worden aangegeven wat de effecten van bezuinigingen zijn.

Daarbij komt dat allerlei voorstellen, kleinere subsidies bij voorbeeld, niet direct consequenties hebben voor de maatschappelijke doelstellingen, maar wel degelijk een politieke afweging vragen. Wanneer dergelijke maatregelen niet expliciet uit de begroting blijken, frustreert dat het raadslid in zijn vertegenwoordigende en in zijn controlerende rol, en blijkt bovendien het recht van amendement een lege huls.

Overheidsmanagement september 2003