Zoek op trefwoord :
Maximering tariefstijging OZB heeft ongewenste consequenties
Verschenen in 'Overheidsmanagement' - 20-06-2003

Het Hoofdlijnenakkoord op basis waarvan het nieuwe kabinet gevormd is, houdt een nieuw standpunt in over de OZB. Eigenaren van woningen blijven OZB betalen, terwijl de OZB voor huurders vervalt, en bij bedrijfsgebouwen zowel huurders als eigenaren OZB blijven betalen. Dit is duidelijk een compromis tussen de bestaande situatie die door het CDA werd voorgestaan en waarbij ook huurders van woningen OZB betaalden, en het door de VVD doorgedreven plan uit het Strategisch Akkoord waarbij de OZB voor woningen volledig werd afgeschaft. Vaak verenigen dergelijke politieke compromissen de nadelen van beide standpunten, maar in dit geval is dat niet zo. Het Hoofdlijnenakkoord leidt ertoe dat gemeenten in principe een reële mogelijkheid houden om zelf belasting te heffen, terwijl met de aanslagen voor huurders het meest bewerkelijke deel van de OZB wordt afgeschaft. Dat geldt met name voor het circus rond kwijtschelding, maar het elimineert ook problemen bij verhuur van een woning in gedeelten of voor gedeelten van het jaar. Om die reden zou het voor de hand liggen ook de gebruikersheffing bij bedrijfspanden af te schaffen.

Voor de VVD was een belangrijk motief om de OZB te willen afschaffen dat de kwijtschelding bijdraagt aan de armoedeval, maar dat was toch een wat mager argument om de gemeenten tegelijkertijd maar een belangrijk deel van hun financiële beleidsvrijheid te ontnemen. Wat dat betreft is het nieuwe plan veel evenwichtiger.

Er is daarbij echter geen rekening gehouden met het feit, dat huurders niet alleen OZB betalen, maar in bijna alle gemeenten ook de afvalstoffenheffing, en in veel gemeenten ook rioolrecht. Meestal geldt daarbij ook een kwijtscheldingsregiem. Het betekent dat nog steeds de gemeentelijke lastenheffing een bijdrage levert aan de armoedeval, en dat bovendien de gemeentelijke kwijtscheldingsbureaucratie maar weinig ontlast wordt. Alleen in Leiden, dat noch de afvalstoffenheffing kent, noch rioolrecht van woningen heft, bespaart het nieuwe kabinetsplan een hoop werk.

Het gaat ook niet om onbelangrijke bedragen. Volgens de COELO atlas betalen meerpersoonshuishoudens in Nederland gemiddeld € 244 aan afvalstoffenheffing. Het gemiddelde tarief voor de OZB van huurders bedraagt volgens de COELO atlas van dit jaar € 2,524 per eenheid van € 2.268 economische waarde, terwijl de gemiddelde taxatiewaarde € 133.000 is. De gemiddelde OZB voor huurders bedraagt dus € 148, en dat is aanzienlijk minder dan de gemiddelde aanslag voor de afvalstoffenheffing.

Degenen die in aanmerking komen voor kwijtschelding zullen in het algemeen in een goedkoop huis wonen, en dus minder OZB betalen dan gemiddeld. Voor hen is dus de afvalstoffenheffing een veel zwaardere last dan de OZB, en tikt de kwijtschelding van de afvalstoffenheffing dus ook veel zwaarder aan dan de kwijtschelding van de OZB. Zalm heeft door gebrek aan deskundigheid op het terrein van de lokale lasten aan het verkeerde touw zitten trekken.

Wanneer gemeenten ervoor kiezen om de afvalstoffenheffing af te schaffen, moeten zij daartoe de OZB verhogen. Daarbij komen zij dan echter het Hoofdlijnenakkoord tegen, dat ook aankondigt dat de stijging van de OZB gemaximeerd zal worden. Nu komt daar eerst overleg met de gemeenten over, dus geldt het wellicht in 2004 nog niet. Dan zal het het komend jaar nog mogelijk zijn de afvalstoffenheffing op te nemen in de OZB. Wel roept dat het probleem op, dat men niet alleen de OZB voor eigenaren maar ook die voor gebruikers zal moeten verhogen (die bestaat nog in 2004), terwijl de compensatie voor afschaffing van de OZB gebruikers gebaseerd zal zijn op het tarief voor gebruikers in 2002.

Met maximering van de stijging zal het kabinet het omgekeerde bereiken van wat de bedoeling is. Het zal tot extreme tariefstijgingen in 2004 leiden, onder het motto ‘dit jaar kan het nog’. In de jaren daarna zal iedereen de maximumtariefstijging toepassen, omdat een achterstand die men eenmaal oploopt door niet te verhogen, niet meer ingehaald kan worden. Dat was ook altijd een belangrijk argument toen de gemeentelijke elektriciteitstarieven aan zo’n beperking onderhevig waren.

Een maximumtariefstijging bevriest bestaande verhoudingen tussen tarieven. Gemeenten die nu een laag tarief hebben komen daar nooit meer vanaf, gemeenten met een hoog tarief mogen hetzelfde stijgingspercentage toepassen. De OZB verliest zo toch zijn functie voor de financiële zelfstandigheid van de gemeenten, fine tuning van het gemeentelijk voorzieningenniveau is zo niet meer mogelijk. Dat geldt ook bij financiële tegenvallers, bij voorbeeld door de volledige verantwoordelijkheid voor de bijstandswet die de gemeenten krijgen.

De vraag wordt ook, of de maximering van de stijging ook gaat gelden voor art.-12 gemeenten. Die komen er dan wel heel makkelijk vanaf. Of wordt art. 12 de route om aan de maximering van de OZB te ontkomen?

In: Overheidsmanagement juni 2003.