Zoek op trefwoord :
Maatregelen tegen onveiligheid moeten wel zinnig zijn
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 20-06-2003

In de jaren ’50 waren wij thuis geabonneerd op een serie brochures waarin wekelijks een actueel onderwerp werd besproken. Dat heette dan ook de AO reeks. Ik herinner mij een aflevering waarin besproken werd hoe de politie te werk ging: Er is een fiets gestolen. Tegenwoordig zal je niet gauw meer aan de hand van een fietsendiefstal uitleggen hoe de politie werkt, want die komt niet verder dan het opmaken van een proces-verbaal ten behoeve van de verzekering. Er is een fiets gestolen is hooguit nog een geschikte titel voor een beschrijving hoe verzekeringsmaatschappijen werken.

Criminaliteit en onveiligheid zijn verschijnselen van alle tijden. Maar uit dit voorbeeld blijkt dat er op het gebied van veiligheid in vijftig jaar wel degelijk wat veranderd is. Dat is niet alleen een kwestie is van andere statistieken, zoals generaties van criminologen ons geprobeerd hebben wijs te maken. Fameus was de Leidse criminoloog Willem Nagel, die studenten die zich zorgen maakten over de criminaliteit adviseerde om een ander ochtendblad te gaan lezen. Maar treinconducteurs die niet meer willen rijden omdat ze de situatie op sommige trajecten niet meer aankunnen, is toch echt een nieuw verschijnsel.

Er is een scala van oorzaken aan te geven voor de grotere criminaliteit. De jaren ’60 hebben mensen zelfstandiger gemaakt, waardoor ze minder snel iets uit hun hoofd laten omdat het verboden is. De jaren ’80 en ‘90 hebben mensen materialistischer gemaakt, waardoor de prikkels om de wet te overschrijden groter zijn geworden.

Het verbod op drugs geeft criminelen grote kansen om veel geld te verdienen met deze handel, en dwingt hun afnemers tot voortdurende kruimeldiefstallen. De drugshandel maakt ook dat er in het criminele milieu heel wat afgerekend wordt, en dat betekent heel wat anders dan op een management cursus voor gemeente-ambtenaren. Ook de internationalisering van de samenleving levert meer criminaliteit op, want er is een wisselwerking tussen migratie en ontworteling. De extramuralisering van psychiatrische instellingen maakt dat er in de grote steden steeds meer gestoorden op straat rondlopen, die lang niet altijd een echte bedreiging voor de veiligheid zijn, maar waarvan het gedrag wel gevoelens van onveiligheid oproept.

Dit alles heeft ook een zelfversterkend effect. Wanneer je fiets voor de tweede maal gestolen is, neig je ertoe dan maar een goedkope tweede-handsfiets te kopen, en wat lichter te tillen aan het risico dat je zo wellicht als heler optreedt. De politie is niet meegegroeid met de omvang van de criminaliteit, waardoor er veel minder misdrijven worden opgehelderd, en dus veel meer criminelen succesvol zijn, waarvan een soort voorbeeldwerking uitgaat.

Om criminaliteit en onveiligheid te bestrijden, moet je het aan alle kanten aanpakken. Je moet kijken naar de voorbeelden van hufterig gedrag waarmee mensen op de televisie worden geconfronteerd, maar ook naar het betaald voetbal. Het verbieden van drugs werkt alleen maar averechts, net als indertijd het alcoholverbod in Amerika.

In het kader van de nieuwe flinkheid raken mensen eerder hun uitkering kwijt en worden ze sneller uit hun huis gezet, want we spreken ze aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Ze krijgen dan pas weer aandacht wanneer op straat ze overlast veroorzaken. Sommige mensen hebben echter nu eenmaal een omgeving nodig waarin huisbaas, verzorger en politie-agent samenvallen, maar dat soort instellingen wordt onder invloed van zowel geretardeerd jaren-60 denken als van de bezuinigingen in de zorg snel afgebroken.

Er moet ook een goed functionerend politie- en justitie-apparaat zijn, en daar ontbreekt veel aan. Dat is niet alleen een kwestie van geld, maar ook van wat de politie mag. Het is een linkse traditie om wat dat laatste betreft heel kritisch te zijn. Die argwaan tegen de politie gaat terug tot de tijd dat links een semi-revolutionaire beweging was – de staat verdrukt, de wet is logen - maar wordt ook sterk gevoed door herinneringen aan de Duitse bezetting. De bevolkingsadministratie bleek bij voorbeeld in de handen van de bezetter een fataal instrument, en daardoor heeft er sinds 1960 geen volkstelling meer plaats gevonden in Nederland.

Nu is een zekere waakzaamheid tegen het gebruik van politiële bevoegdheden ook wel op zijn plaats. De Puttense moordzak heeft geleerd dat ook zonder pijnbank de politie iemand zo ongeveer alles kan laten bekennen, en dat rechters daar ook niet altijd alert genoeg op zijn, zelfs bij ernstige tegenindicaties. Het ‘afrekenen op output’ bij de politie maakt dat er niet beter op. Er zijn de afgelopen tijd meer gevallen in de publiciteit gekomen van veroordeelden die het slachtoffer lijken van de behoefte bij de politie om te presteren. Maar toch kun je niet ontkennen dat we meer te vrezen hebben van onze medeburgers dan van de overheid.

Daarom is het verstandig dat er meer geld beschikbaar komt voor politie en justitie, maar dat geld moet wel goed besteed worden. Het is veel belangrijker dat er vaker en sneller gestraft wordt, dan dat er harder gestraft wordt. Voor bolletjesslikkers zou moeten gelden uitpoepen en wegwezen, in plaats van ons dure geld te besteden om ze hier op te sluiten. Je kunt je ook afvragen of de politie altijd even efficiënt functioneert.

Maar dan moeten we het de politie wel mogelijk maken om doelmatig te werk te gaan. Daarom is het vreemd dat er nog steeds op een halfslachtige manier met de bevolkingsadministratie wordt omgesprongen. Iedereen ziet wel in dat er zoiets als een bevolkingsadministratie moet zijn, maar we willen niet dat hij optimaal functioneert. Daarom heeft elke gemeente zijn eigen administratie, en is het raadplegen daarvan door de politie bewust uiterst omslachtig gemaakt.

Er is ook een grote weerzin tegen het gebruik van DNA als opsporingsmiddel die ik niet kan navoelen. Het afnemen van wangslijm is een minuscule ingreep, terwijl DNA vooral bij verkrachting door onbekenden van het slachtoffer van grote betekenis is voor de identificatie van de dader. Even goed kan het onschuldigen vrij pleiten. Toch is er grote huiver om mannen te verplichten om wangslijm af staan, en om de verkregen profielen te bewaren. Tot op zekere hoogte is dat ook onrechtvaardig, want iemand van wie eenmaal een DNA-profiel bekend is, heeft veel minder kans vrijuit te gaan als verkrachter dan iemand bij wie dat niet bekend is. Maar als dat nu het ergste onrecht in onze samenleving is …

Veel grotere aarzelingen heb ik bij twee maatregelen die veel minder omstreden zijn, de verplichte identificatie en het fouilleren. Bij de identificatieplicht is mij nooit duidelijk geworden in welke situaties de politie daarmee geholpen is waar niet toch al een identificatieplicht geldt. Wel betekent het dat wanneer de PTT een brief voor mijn buurman verkeerd bezorgt, en ik zonder mijn colbertje aan te trekken die brief even in de goede brievenbus doe, ik daarmee in overtreding ben, wanneer het niet al een misdrijf wordt.

Het argument daartegen is, dat het in zo’n situatie niet voorstelbaar is dat de politie mij gaat controleren, maar dat betekent dus dat een nieuw terrein wordt gecreëerd waar op grote schaal wetsovertreding wordt gedoogd. Hoe gaat het dan wanneer ik naar de groenteboer loop? Volgens de voorstanders hoef ik daarvoor helemaal niet bang te zijn, want ik ben een oudere blanke man, die er gewoonlijk netjes uit ziet, en daarom is de politie niet in mij geïnteresseerd. Dat geeft tegelijkertijd aan dat mensen met een bruine huid, hoe goed ook geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, veel vaker om hun identiteitsbewijs gevraagd zal worden, en de vraag is of we dat nu moeten hebben.

Een probleem lijkt me ook, dat hoe vaker mensen hun paspoort bij zich dragen, hoe vaker het gestolen of verloren wordt. Er zullen daardoor dus meer valse paspoorten in omloop komen, terwijl voor de slachtoffers zolang ze geen nieuw identiteitsbewijs hebben, formeel een verbod op toegang tot de openbare ruimte geldt. Natuurlijk wordt dan gedoogd dat ze zich daar niet aan houden, behalve wellicht wanneer ze geen blanke huid hebben.

Dat in bepaalde situaties fouilleren zinvol is, zal ik niet bestrijden. Iedereen die in een vliegtuig stapt, accepteert dat ook. De acceptatie zou denk ik een stuk minder zijn wanneer niet iedereen eraan onderworpen wordt, maar er af en toe iemand er wordt uit gepakt, waarbij huidskleur dan weer een belangrijke rol gaat spelen.

Het lijkt mij heel vervelend wanneer je zo maar op de openbare weg gefouilleerd wordt, zeker wanneer niet iedereen zich daaraan hoeft te onderwerpen, want dat woord is daarbij toch wel op zijn plaats. Desondanks ben ik er niet op tegen wanneer dat op sommige plaatsen op bepaalde tijdstippen gebeurt, maar dat moet dan gaan om iedereen die een bepaald punt passeert. De maatregel moet ook steeds tijdelijk genomen worden, en voordat van verlengen sprake kan zijn zal de politie moeten aantonen dat het echt ook geholpen heeft.

Politici in Leiden moeten daarbij kritisch blijven. In vergelijking met echte grote steden is er in Leiden toch maar weinig aan de hand. Leiden kent ook geen grootstedelijke verschijnselen als beroepsvoetbal en raamprostitutie, die steden als Alkmaar en Deventer met veel minder inwoners wel kennen. Fouilleren moet niet een middel zijn om de burgemeester van Leiden te laten stijgen in de pikorde van de beheerders van politiekorpsen, die natuurlijk vooral gebaseerd is op de omvang van de problemen in hun stad. En gemeenteraadsleden moeten reageren op wat er in Leiden aan de hand is, en niet op wat ze in de krant gelezen hebben dat elders een probleem is.

In: Pg juni 2003