Zoek op trefwoord :
Gemeenten moeten weer een verificatiebureau krijgen
Verschenen: 19-04-2003

Decennialang beschikte de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over een verificatiebureau. Dat controleerde de rekening van de gemeenten die geen eigen accountantsdienst hadden, en dat waren de meeste. In de jaren tachtig van de vorige eeuw vond men dat echter ‘niet meer van deze tijd’. Het Verificatiebureau werd een zelfstandig accountantsbureau: VB Accountants. Dat kreeg toen ook concurrentie van andere accountantsbureaus.

Al spoedig werd geconcludeerd dat VB Accountants te klein was om het gewoel te overleven, en dus werd een fusiepartner gezocht. VB fuseerde met Deloitte & Touche tot VB Deloitte & Touche, later gewoon weer Deloitte & Touche, en nu Deloitte Touche Tohmatsu. Dat kantoor hielp ook Albert Heijn op de kleintjes te passen, dus wat kon de gemeenten nog gebeuren.

Veel, blijkt intussen, want Ahold heeft een eerder vastgestelde en gecontroleerde rekening weer moeten herzien. En nu zegt Piet Hoogendoorn, de voorzitter van Deloitte en tevens voorzitter van de beroepsorganisatie Nivra, in het Financieel Dagblad van 17 maart 2003 dat de vier grote accountantskantoren zich afvragen of ze nog wel door moeten gaan met het controleren van jaarrekeningen. De claims tegen accountantskantoren bij fouten worden zo hoog, dat ze nauwelijks meer te verzekeren zijn. In 1990 werd er in de Euroland nog maar voor € 90 miljoen aan claims uitbetaald, in 2000 € 1,5 miljard.

Daarmee dreigt de klassieke accountantscontrole te verdwijnen. Wanneer het zover komt, zijn de gemeenten mooi in de aap gelogeerd. De gemeentewet schrijft voor, dat hun jaarrekening gecontroleerd wordt en dat is maar goed ook. Zonder accountant kan de gemeenteraad zijn controlerende taak niet waarmaken. Dat geldt ook voor het provinciaal toezicht. En allerlei specifieke uitkeringen worden door het Rijk pas definitief toegekend wanneer een accountant verklaart dat het geld conform de regeling is uitgegeven.

De vraag doet zich nu echter voor, of het verstrekken van dat soort verklaringen wel in goede handen is bij bureaus die elkaar beconcurreren. Die concurrentie gaat ervan uit, dat een accountantsverklaring een standaardproduct is, waarbij de opdracht gegund wordt aan de laagste inschrijver. Garanties voor kwaliteit worden dan ontleend aan de reputatie van het accountantskantoor, aan het tuchtrecht waaraan accountants onderworpen zijn, en aan de mogelijkheid om een schadeclaim in te dienen wanneer de accountant onregelmatigheden over het hoofd ziet.

Daarmee worden accountants echter voor lastige dilemma’s geplaatst. Wie te hoog inschrijft verliest zijn klanten, wie te laag inschrijft riskeert zijn werk niet goed te kunnen doen en daardoor geconfronteerd te worden met schadeclaims en het tuchtrecht. Het eerste wreekt zich op de korte termijn, het tweede op de iets langere. Uit de steeds hogere schadeclaims blijkt dat accountants om niet op korte termijn hun klanten te verliezen, dan maar het risico accepteren van schade op langere termijn.

Het zijn dilemma’s waar het kapitalisme ook andere sectoren voor stelt. Tijdens de aandelenhausse werden beheerders van beleggings- en pensioenfondsen die uit aandelen stapten gehoond zo niet ontslagen omdat ze op korte termijn te weinig resultaat boekten, ook al kon iedereen aan zien komen dat op de langere termijn een ineenstorting van de koersen onvermijdelijk was. Bij de UMTS-veilingen konden de telecommunicatiebedrijven kiezen tussen faillissement op korte of op lange termijn. Zonder licentie kon zo’n bedrijf niet overleven, en daarom werd men gedwongen tot biedingen tegen volstrekt irreële prijzen. De enige sector waar men zichzelf beschermde tegen dit type mechanismen was de bouw, maar daar zit men nu dan ook op het strafbankje.

Bij de accountants kwam daar nog bij, dat accountantsverklaringen er niet alleen zijn voor de opdrachtgever, maar meer nog voor buitenstaanders, die willen weten of de jaarstukken die de opdrachtgever heeft opgesteld wel kloppen. Het is de kat op het spek binden om dan degeen die gecontroleerd wordt zijn eigen controleur te laten uit zoeken, en het hem daarbij dan ook nog mogelijk te maken te kiezen voor de goedkoopste controleur.

Stel je voor dat belastingconsulenten een vergelijkbare functie zouden krijgen als accountants, en een door de belastingconsulent gecertificeerde aangifte niet meer door de belastingdienst gecontroleerd zou worden. Daarmee zou een run ontstaan op de belastingconsulent die het gemakkelijkst omgaat met aftrekposten. Daarom koestert de Nederlandse Mededingingsautoriteit ook zijn eigen monopoliepositie. Die hoor je nooit pleiten voor elkaar beconcurrerende mededingingsautoriteiten, waarbij elke sector zelf mag kiezen door wie hij gecontroleerd wil worden en tegen welke prijs.

Het lijkt mij dan ook het beste, dat er een overheidsinstelling komt die de jaarstukken en andere afrekeningen van gemeenten controleert. Je zou dat een verificatiebureau kunnen noemen. Het rijk zou zo’n bureau kunnen instellen, onder toezicht van de Algemene Rekenkamer, maar het zou ook opgehangen kunnen worden aan het financieel toezicht van de provincies. Je kunt ook denken aan de VNG, maar dan is het risico te groot dat die het weer gaan verzelfstandigen. En we hebben gezien waar dat toe leidt.

In: Overheidsmanagement april 2003