Zoek op trefwoord :
Eind goed al goed?
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 19-03-2003

Gisteravond heeft de gemeenteraad dan eindelijk twee kandidaten voorgedragen voor het burgemeesterschap van Leiden, met een voorkeur voor Henri Lenferink, en we mogen aannemen dat de laatste nu ook benoemd zal worden. Mijn eerdere speculatie dat Harry Groen na de eerste aanbeveling door de Leidse gemeenteraad niet benoemd is vanwege bezwaren van de Majesteit, werd in het debat bij TV West door Groen bevestigd. Het lijkt me echter onwaarschijnlijk dat Beatrix nu ook de benoeming van Lenferink zal blokkeren.

Groen had de Leidse gemeenteraad nog een poets kunnen bakken door zich na het referendum terug te trekken. Dat was gemakkelijk te motiveren geweest: wie wil er nu nog tot burgemeester benoemd worden, wanneer hij in een referendum zo’n nederlaag geleden heeft. Wanneer Groen dat gedaan had, was er nog maar één kandidaat over gebleven, en had minister Remkes die af moeten wijzen, vanwege de gestrengheid waarmee hij sinds de enkelvoudige voordracht door Leiden een dubbele voordracht geëist heeft. Gelukkig is Leiden dat bespaard gebleven.

Niet voor niets heeft Conny Broeijer gisteravond gevraagd om een evaluatie van de procedure. Nu de gemeenteraad dat heeft afgewezen, hierbij gratis mijn eigen bevindingen. Ik zou tegen de gemeente willen zeggen: print het uit in een grote letter en met brede marges, alleen op de oneven bladzijden, en doe er een plastic kaftje en een ringbandje om. Er is dan geen reden voor de inschakeling van het bureau Lariekoek en Apekool (L & A Communication Consultants), en het op die manier uitgespaarde geld kan ten goede komen aan de bejaardenzorg in Leiden.

Het eerste dat opvalt, is natuurlijk het onwaarschijnlijk hoge percentage van de kiezers dat voor Lenferink gestemd heeft: 78 %. Ik ben daar blij mee, omdat ik denk dat Lenferink het in zich heeft om een goede burgemeester te worden. Maar hij zou zich rijk rekenen wanneer hij denkt dat hij daar zijn stembusoverwinning aan te danken heeft.

Op 3 december vorig jaar publiceerde het Leidsch Dagblad het resultaat van een enquête waarbij aan de inwoners was gevraagd of Groen burgemeester moest worden. Daarop gaf 54 % een antwoord, nog iets meer dan de 48 % opkomst bij het burgemeestersreferendum. Van degenen die een mening hadden, gaf 80 % als antwoord nee, en 20 % het antwoord ja. Dat komt heel dicht bij de uitslag van het referendum. VVD-fractievoorzitter De Lange zei naar aanleiding van die enquête, dat wanneer Groen de gelegenheid gehad zou hebben om zich te presenteren, de uitslag heel anders zou worden, maar dat is dus niet gebeurd.

Ik vrees dat je moet constateren dat elke burgemeesterskandidaat die niet zelf besmet was, met grote meerderheid van Groen gewonnen zou hebben. En wanneer er op het paneel van de stemmachine gestaan had ‘Harry Groen’ en ‘iemand anders’, zonder dat was aangegeven wie met dat laatste bedoeld werd, dan zou waarschijnlijk driekwart van de kiezers gestemd hebben voor die tweede mogelijkheid.

Dat betekent niet dat de campagne nutteloos geweest is. We hebben nog nooit een burgemeester gekregen die zoveel van Leiden wist als Harry Lenferink, en dat is het gevolg van de campagne. Maar de opinie over de kandidaten is er niet door veranderd.

De grote afkeer van Groen kan ook de betrekkelijk hoge opkomst van vorige week verklaren. Met 52,1 % was die hoger dan in heel Zuid-Holland (45,1 %) en in een vergelijkbare stad als Haarlem (45,9 %). T.o.v. 1999 is in Leiden de opkomst met 7,6 procentpunt gestegen, en dat verschil bedroeg in heel Zuid-Holland slechts 3,1 en in Haarlem 4,0. Bij de burgemeestersreferenda vorig jaar in Best en Vlaardingen, die samenvielen met de gemeenteraadsverkiezingen, was zo’n effect niet merkbaar. Mijn verklaring daarvoor is dat voor een aantal kiezers de overtuiging dat Groen geen burgemeester moest worden bepalend is geweest voor de gang naar het stembureau.

Het feit dat de opkomst bij het burgemeestersreferendum met 48,3 % achterbleef bij die voor de Statenverkiezingen, doet daar niets aan af. Er waren ook kiezers die principieel weigerden om deel te nemen aan het burgemeestersreferendum, en de opkomst onder de niet-Nederlanders die wel mochten deelnemen aan het referendum maar niet aan de Statenverkiezingen, was heel beperkt.

De afwijzing van Groen door de Leidse bevolking is pijnlijk voor de Leidse gemeenteraad, en in het bijzonder voor de vertrouwenscommissie, die eerder Groen als enige kandidaat naar voren had schoven. Wat er in het Leidsch Dagblad over Groen naar boven is gekomen, en uitgebreid bediscussieerd is op onze website, maakte meer indruk dan de verzekering van de vertrouwenscommissie dat de Commissaris van de Koningin hun verzekerd had dat zij rustig konden gaan slapen.

Het was niet de enige fout die het bestuur de afgelopen maanden gemaakt heeft. Dat gold ook voor het afwijzen van Cees Waal vanwege de kritiek die hij in het verleden op het gebrek aan bestuurskracht in Leiden geuit had, voor de tijdelijke boycot van het Leidsch Dagblad, en voor de merkwaardige kritiek op Tjeerd van Rij, omdat hij in dit bulletin had verantwoord op wie hij bij het burgemeestersreferendum zou gaan stemmen.

Het zijn allemaal symptomen van een bestuur dat alles wil regisseren, en niet accepteert dat er zoiets is als een publieke opinie die zich zelfstandig ontwikkelt. Het is ook opmerkelijk dat de partijen die hun legitimatie zoeken in hun verzet tegen het regentengedrag van de ‘oude’ partijen – de SP, Leefbaar Leiden en Leiden weer Gezellig – hier even hard aan meedoen. Die kunnen dus maar beter de strijd staken.

Tjeerd van Rij werd berispt omdat hij zich uitsprak als oud-politicus. In het Leidsch Dagblad van 12 maart zei Conny Broeijer dat zij zo blij was dat er niemand uit de politiek actie had gevoerd voor een van beide kandidaten. Maar dat geeft toch juist aan, wat een absurde toestand het burgemeestersreferendum was, en dat maakte toch ook het declaratiegedrag van Groen tot het enige waarin de kandidaten zich voor het publiek van elkaar onderscheidden? Stel je voor, dat er in de Verenigde Staten bij de presidentsverkiezingen niet mocht worden bijgezegd wie de kandidaat van de Democraten en wie die van de Republikeinen is! Wanneer die rare Franssen dat als Commissaris van de Koningin niet toestond, was dat dan niet voldoende reden om van het referendum af te zien?

Toch kroop hier het bloed, waar het niet gaan kon. Op het stembureau waar ik voorzitter was, waren er kiezers die wilden weten van welke partij de kandidaten waren, en het gaf een raar gevoel daar geen antwoord op te mogen geven. Bij de kandidaten voor de Staten stond gewoon op de stemmachine aangegeven tot welke partij ze behoorden. Kiezers hebben zich ook wel degelijk door hun partijkeuze laten leiden. Lenferink haalde de hoogste percentages in typische PvdA-wijken, Groen in VVD-wijken. In de Pieters- en Academiewijk stemde 28,1 % op Groen, en dat was bijna tweemaal zoveel als de 14,5 % die Groen behaalde in de PvdA-wijk Boshuizen in Zuid-West.

Al met al is er zo voor Lenferink geen gemakkelijke situatie ontstaan. Zijn verkiezing symboliseert het onvermogen bij de Leidse bestuurders aan weerszijden van de collegetafel om in te schatten hoe dingen vallen in de stad. Toch wordt van hem verwacht dat hij leiding gaat geven aan het proces om de bestuurskracht van Leiden te versterken. Wethouders moeten wanneer ze gezamenlijk iets besluiten zich daar ook aan gebonden voelen, ambtenaren moeten zich gebonden voelen aan toezeggingen van wethouders, en het bestuur als geheel moet accepteren dat er in een stad zoiets bestaat als een publieke opinie die je nu eenmaal niet aan touwtje hebt. Lenferink is daar beter voor geëquipeerd dan Groen, die zelf verdedigde dat hij buiten het college om handelde wanneer hij voorzag dat het college het niet met hem eens zou zijn. Maar hij zal zich nog wel eens afvragen waar hij aan begonnen is.

E-mail bulletin PvdA Leiden 19 maart 2002