Zoek op trefwoord :
Pim pam pet
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 28-03-2002

Politieke partijen zijn onmisbaar voor het functioneren van de democratie. Zonder hen is het niet mogelijk de conflictstof in de maatschappij te kanaliseren en meerderheden te vormen. Tegelijkertijd roept het politieke spel dat daarbij gevoerd wordt, de nodige weerzin op. Van leden van een politieke partij wordt tot op zekere hoogte verwacht dat zij hun eigen ideeën ondergeschikt maken aan de eigen partij, of - erger nog – aan de coalitie, en dat des te meer naarmate zij in een partij meer verantwoordelijkheid dragen. Soms knelt die verplichting zodanig, dat een parlementariër tegen zijn eigen partij in opstand komt. Zo iemand is dan korte tijd de held van de dag, zoals Jacques de Milliano, Hans Wiegel en Rob van Gijzel elk op hun eigen manier hebben laten zien.

Ook zien we met een zekere regelmaat, dat iemand van buiten de gevestigde partijen in staat is een nieuwe beweging tot stand te brengen. Waar zo’n partij voor staat is niet altijd duidelijk, maar wel dat er op grote schaal stemmen te winnen zijn met het sentiment dat het in Den Haag allemaal niet deugt. In de jaren zestig speelden Boer Koekoek en Hans van Mierlo daar elk op hun eigen manier op in. Begin jaren ’70 lukte het ook de ppR en DS’70 om vrijwel vanuit het niets op resp. 8 en 7 zetels te komen. In 1994 slaagde Van Mierlo er voor een tweede keer in de gevestigde partijen een grote slag toe te brengen (24 zetels voor Hans), en tegelijkertijd zagen we toen uit het niets de Ouderenpartij omhoog schieten.

Het is ook geen typisch Nederlands verschijnsel. In Frankrijk had je in de jaren ’50 Poujade. Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 1992 zag het er even naar uit dat Ross Perrot een serieuze derde kandidaat zou worden. En nu hebben we in Nederland dan Pim Fortuin.

Pim Fortuin lijkt mij geen blijvertje in de Nederlandse politiek. Wanneer hij mee moet doen in Den Haag zal hij zijn aantrekkingskracht weer even snel verliezen als hij hem verworven heeft. Zo ging het ook met boer Koekoek, W. Drees jr en Hans van Mierlo, al maakte de laatste nog een keer zijn come back. Ook Jan Nagel is inmiddels in Hilversum over zijn top heen, en bij Henk Westbroek is het nog maar de vraag of hij de volgende keer in Utrecht nog meedoet.

Maar dat wil niet zeggen de lijst Pim Vooruit al voor de verkiezingen van 15 mei over zijn hoogtepunt heen zal gaan. De wet van Pim – waar Pim komt , komt ruzie – laat zich weliswaar nu al laat gelden, getuige de breuk met Leefbaar Nederland. En ook de collegevorming in Rotterdam biedt hem nog kansen genoeg om onderuit te gaan. Maar voorlopig zijn er nog te veel mensen gefascineerd door skinny Pim.

Om Fortuin te bestrijden, zul je eerst moeten nagaan wat mensen in hem zien, en waar hij gelijk heeft. Helaas, partijgenoten, denk ik dat er daarbij wel een paar punten zijn aan te wijzen. In de eerste plaats komt hij over als iemand die zegt wat hij vindt, en niet als een door een marketingbureau voorgeprogrammeerde robot, zoals veel politici. Dat is een sentiment dat ook in het partijkader van de PvdA leeft, getuige de verkiezing vorig jaar van Ruud Koole tot partijvoorzitter, in plaats van de door Kok en Melkert gesteunde sprekende pop Sharon Dijksma. Fortuin is geen opportunist, wat hem overigens nog lelijk zal opbreken.

Fortuin heeft ook gewoon gelijk wanneer hij zich keert tegen de schaalvergroting in de zorg en het onderwijs, wat een overmaat aan managers en wachtgelden heeft opgeleverd, ten koste van het gewone werk. Op het partijcongres van 1996 heb ik nog namens onze afdeling een amendement verdedigd dat zich keerde tegen grote scholen. Ik had er minder succes mee dan bij onze standpuntbepaling ten aanzien van de hypotheekrente, maar dat laatste geeft al aan hoe weinig het uitgemaakt wanneer ik het debat gewonnen had.

Maar daardoor zullen de meeste van Fortuins tijdelijke aanhangers zich niet laten leiden. Die worden vooral aangetrokken door zijn stellingname tegen de Islam. Daarbij is het zaak je woorden zorgvuldig te kiezen, en dat doet Fortuin duidelijk niet. Daarom zal ik ook nooit op hem stemmen. Maar dat neemt niet weg, dat hij wel wijst op misstanden die de PvdA veel te lang genegeerd heeft, en waar de PvdA nu de rekening voor moet betalen.

Zoals het Christendom naast hele redelijke aanhangers ook gelovigen kent met denkbeelden waarvan ik blij ben dat er in de Nederlandse samenleving geen meerderheid voor is, geldt dat net zo goed voor de Islam. Maar je kunt er niet om heen dat de verhouding tussen die twee groepen in Nederland bij die twee godsdiensten niet hetzelfde is.

In Limburg lukt het een meisje met ouders uit Marokko om tot Miss Holland gekozen te worden, maar in Amsterdam-West lijkt er onder Marokkaanse immigranten een nieuw Staphorst te ontstaan, waar jongetjes meisjes lastig valleen die in bikini willen zwemmen, omdat dat toch maar hoeren zijn, waar homoseksuele leraren zich niet kunnen handhaven, en waar bij de geschiedenisles de Tweede Wereldoorlog maar wordt overgeslagen uit angst dat de leerlingen de holocaust een heel goed idee zullen blijken te vinden. Niet voor niets klagen de rabbijnen in Amsterdam over toenemend anti-semitisme. Daarom is het ook niet zo vruchtbaar om met Anne Frank aan te komen in de discussie over onze houding tegenover de Islam.

In de PvdA heeft men voor dit alles lang de ogen voor gesloten, omdat juist de les van de Tweede Wereldoorlog moest zijn dat je tolerant moet zijn voor andere culturen. Nu die andere culturen echter lang niet altijd tolerant blijken tegenover ons, weten we niet goed onze houding te bepalen. Dan ontstaat er paniek wanneer blijkt dat ze op islamitische scholen leren dat de Islam een betere godsdienst is dan het Christendom of het Jodendom. Het roept allerlei vragen op over vrijheid van godsdienst, en over hoe ver de tolerantie tegenover intolerantie moet gaan. Het zijn vragen waarvan ik het idee krijg dat verantwoordelijke bewindspersonen als Adelmund en Van Boxtel die zichzelf nooit gesteld hebben.

Je kunt het wel vervelend vinden dat mensen bepaalde opvattingen hebben en proberen die op hun kinderen over te brengen, maar daarmee voorkom je dat nog niet. Dan moet je het bestaan van het islamitisch bijzonder onderwijs ter discussie stellen, en daarmee van bijzonder onderwijs in het algemeen. En je kunt om die reden ook een veel radicaler spreidingsbeleid van leerlingen bepleiten dan de wet nu toelaat. Maar dat zal Fortuin met Balkenende in de regering niet lukken.

Twintig jaar geleden was Cor Vergeer van de SP de enige in de Leidse gemeenteraad die bepleitte dan migranten gewoon Nederlands moesten leren. De hele gemeenteraad viel over hem heen, onder aanvoering van de huidige staatssecretaris Gijs de Vries, die de SP aanduidde als ‘de Centrumpartij van links’. Nu hebben we inburgeringscursussen, proberen we met financiële sancties allochtonen ervan te weerhouden een huwelijkspartner in hun land van herkomst te zoeken, en is de PvdA er trots op dat dankzij de nieuwe vreemdelingenwet het aantal asielaanvragen beduidend is geslonken, al vindt de VVD van Gijs de Vries het effect nog onvoldoende.

Intussen zitten we in onze maag met begrippen als integratie met behoud van identiteit en de multiculturele samenleving. Het standaardantwoord is dat de wet de grens bepaalt, maar dat bevredigt niet. In de wet – in de Grondwet nog wel – staat dat Nederland een monarchie is. Toch staat het je vrij om voor de republiek te ageren, het komt je hoogstens op een naschrift van de redacteur van dit blad te staan.

De wetten in dit land zijn een product van de dominante, westerse cultuur. Er ligt een grote kloof tussen het accepteren van multiculturaliteit en het voeren van een regeringsbeleid waarbij de staat probeert de taakverdeling binnen het gezin te regelen. Soms krijg je het idee dat voorstanders van multiculturaliteit het alleen maar over lekkere hapjes hebben: de multiculinaire samenleving. Maar laten ze dat dan zeggen.

De PvdA zal een keer zijn huiswerk moeten maken, en zich afvragen hoeveel pluriformiteit onze maatschappij aan kan. Daarbij moeten we twee dingen vermijden. Aan de ene kant de angst om niet politiek correct te zijn, zoals bij de misplaatste vergelijking van anti-islamisme met antisemitisme. Aan de andere kant de pogingen om Fortuin met krachtige stellingnames de wind uit de zeilen te nemen, zoals die van Melkert en Vermeend over mensen met een uitkering. Juist de combinatie van die twee houdingen maakt de PvdA vaak zo ongeloofwaardig.

Wat ik intussen Fortuin vooral kwalijk neem, is de hardvochtige wijze waarop hij zich opstelt tegen vluchtelingen uit islamitische landen. Vroeger vonden juist anti-communisten het vanzelfsprekend dat wij vluchtelingen opnamen uit het oostblok. Als anti-islamist zou Fortuin begaan moeten zijn met het lot van Iraanse vrouwen die geen hoofddoek willen dragen en niet gestenigd willen worden wanneer ze van overspel beschuldigd worden. Maar de PvdA kan dat verwijt niet overnemen. Geen hoofddoek willen dragen is wat anders dan persoonlijke vervolging. En dus worden die Iraanse vrouwen met instemming van de PvdA naar hun land teruggestuurd.