Zoek op trefwoord :
Als het niet kan zoals het moet
Verschenen: 21-02-2002

Bij alle beleidsfiasco’s waar de kranten regelmatig over schrijven, zou je haast vergeten dat er ook voorbeelden zijn van succesvol beleid. Neem het gemeentelijk parkeerbeleid. Wie een bon of een wielklem krijgt zou uiteraard liever zien dat de regels minder strak gehandhaafd worden, maar de controles zijn dusdanig effectief dat de meeste automobilisten liever geld in de parkeermeter stoppen dan een bon te riskeren. Vinden ze het parkeertarief te hoog, dan zetten ze hun auto ergens anders neer of nemen ze de trein. Wie bereid is voor een parkeerplaats te betalen, kan er daardoor ook een vinden.

Zelfs in het notoir anarchistische Amsterdam, met zijn slecht functionerende sociale dienst en vervoerbedrijf, voldoet het parkeerregiem. Men denkt er zelfs over de paaltjes af te schaffen waarmee op de stoep parkeren fysiek onmogelijk wordt gemaakt, omdat mensen vanwege de hoge pakkans het toch wel uit hun hoofd zullen laten om verkeerd te parkeren.

Waarom lukt dit nu, terwijl zoveel andere regels niet te handhaven zijn? In de eerste plaats hebben de gemeenten hun parkeerbeleid zelf ontwikkeld. Dat is heel wat anders dan wanneer een plattelandsgemeente de bebouwing van het buitengebied moet tegengaan omdat het anders voor de stedelingen niet leuk fietsen meer is, terwijl de bevolking van die plattelandsgemeenten de betreffende grondeigenaren graag een extraatje gunt.

Een tweede succesfactor is dat het parkeerbeleid zichzelf betaalt. Parkeerheffingen zijn gemeentelijke belastingen. Daardoor kan daarmee een intensieve controle betaald worden, terwijl een gemeente die de controle laat verslappen ook de inkomsten misloopt. Gemeenten willen nu ook zelf boetes op kunnen leggen bij andere verkeersovertredingen.

Voor de meeste handhavingstaken hebben gemeenten gewoon te weinig geld. In 1985 bedroeg het aandeel van de uitkeringen van het rijk en de gemeentelijke heffingen (inclusief parkeren) in het bruto binnenlands product 13 %, in 2001 nog maar 7 %. Op veel terreinen geldt daarom het principe ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’. Dat heette het saneren van de collectieve sector.

Maar gemeenten die wel geld aan de handhaving besteden, worden soms met onverwachte problemen geconfronteerd. De bestuursrechter ziet nauwlettend toe of hun maatregelen de burger niet onevenredig benadelen.

Een groot probleem is ook de samenwerking met de politie. Die is steeds verder van de gemeenten af komen te staan, zeker in die gemeenten waar de burgemeester geen korpsbeheerder is. Er bestaat bij justitie ook een groot wantrouwen tegen het lokaal bestuur, dat de samenwerking er niet gemakkelijker op maakt.

De politie heeft als eerste prioriteit de war on drugs waar wij als vazalstaat van Amerika aan moeten bijdragen. Daarna komt de handhaving van de openbare orde bij grootschalige evenementen, zoals voetbalwedstrijden, demonstraties van extreem rechts, of de bruiloft van Willem Alexander en Maxima.

Toch worden burgemeesters die bij gebrek aan politieagenten dan maar een particuliere bewakingsdienst inzetten, daarvoor op de vingers getikt, want particulieren mogen geen politietaken vervullen. Gaat er daardoor iets mis, dan wijst iedereen met liefde naar de gemeente. Dat de politie het er vaak bij laat zitten, vindt iedereen heel normaal.