Zoek op trefwoord :
Wie van de drie?
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 31-01-1999

Het PvdA-congres van 20 februari zal o.a. een nieuwe voorzitter moeten aanwijzen. Dat is niet de enige taak: op dit eendaagse(!) congres zal ook gesproken worden over Europa, het nieuwe beginselprogramma, en de nota Naar een partij van de 21e eeuw. Daarnaast zullen de kandidatenlijsten worden vastgesteld voor de Eerste Kamer en het Europees Parlement, en moeten ook nog de andere plaatsen in het partijbestuur vervuld worden, evenals die in het congrespresidium en de beroepscommissie. En dan mogen we ook nog toespraken verwachten van de waarnemend partijvoorzitter (onderwerp: de partij is op de goede weg), de fractievoorzitter (onderwerp: de fractie is op de goede weg), en van de minister-president (onderwerp: het kabinet is op de goede weg).

Maar wie kennisneemt van deze overladen agenda, vraagt zich al gauw af: is de partij wel op de goede weg? Is het werkelijk mogelijk om op een eendaags congres tot een goede besluitvorming over al deze zaken te komen? Die kandidatenlijsten zullen best worden vastgesteld, en al die benoemingen zullen ook wel plaats vinden. Maar de vraag is, hoeveel tijd er dan nog overblijft voor inhoudelijke discussie.

Je kunt je echter ook afvragen, hoe erg het is wanneer er voor die inhoudelijke discussie nauwelijks tijd overblijft. De praktijk leert, dat er in de praktijk weinig met congresuitspraken gedaan wordt. In 1991 was het congres het erover eens dat het milieu de hoogste prioriteit moest krijgen. Ook wie het huidige partijstandpunt inzake Schiphol steunt, zal moeten toegeven dat dat gebaseerd is op een andere prioriteitstelling.

Driemaal achter elkaar nam het congres een resolutie aan over de sociale zekerheid, maar in de toelichting bij de voorstellen van het partijbestuur werd nooit aangegeven waarom datgene dat het congres het ene jaar op voorstel van het partijbestuur had vastgesteld, het jaar daarop al weer moest worden aangepast. Daarentegen heeft het jaren geduurd voor de congresuitspraak van 1991 dat er een nieuw beginselprogramma moest komen, tot enigerlei activiteit van het bestuur leidde.

Evenmin werd er iets gedaan met de uitspraak uit 1996 dat er gestudeerd moest worden op de hypotheekaftrek, wat de partij is opgebroken bij de vaststelling van het verkiezingsprogramma van 1998. En over verkiezingsprogramma’s gesproken: het verkiezingsprogramma van 1994 was volgens Felix Rottenberg al na drie maanden ‘uitgewerkt’; de belangrijkste auteur daarvan, Jos de Beus, had dan ook geen zin meer om bij de Statenverkiezingen van het jaar daarop zijn stem uit te brengen.

Cruciaal voor de toekomst van PvdA is of de partij zichzelf nog ziet als een vereniging die standpunten inneemt waarop ieder lid op een in statuten en reglementen geregelde manier invloed kan uitoefenen. Het lijkt er echter meer op dat congressen alleen een formaliteit zijn, en de echte besluiten in informele circuits worden genomen waarin men vanuit een Olympische hoogte neerkijkt op de bezoekers van afdelingsvergaderingen – ‘kommaneukers en vergadertijgers’ - hun afgevaardigden naar het congres, en eigenlijk ook op de leden van het partijbestuur. Bij de laatste kabinetsformatie bleek dat ook de partijvoorzitter elk gezag kwijt is, en alleen nog maar achteraf kon klagen over de gemaakte keuzes.

Vanuit deze instelling zou men het congres beter maar af kunnen schaffen, en de partij zich om laten vormen in een stichting, met een zichzelf coöpterend bestuur, dat zich met marketingtechnieken op de hoogte houdt van wat de mensen in het land beweegt. Het stuit op het juridische bezwaar dat de Kieswet alleen kandidaatstelling door verenigingen mogelijk maakt, maar daar zouden regering en parlement wat aan kunnen doen. Waarschijnlijk haalt een stichting ook minder aan donaties op dan een vereniging aan contributies binnen krijgt, maar dat zouden we kunnen opvangen door de rekening voor het functioneren van politieke partijen bij de kiezers te leggen, door een uit de belastingen te betalen uitkering per uitgebrachte stem. Maar dan blijft het een vorm van vermarkting van de politiek waar ik principieel op tegen ben, en die maakt dat elke partij zich gaat richten op de kiezers in het midden, zodat er weinig te kiezen overblijft.

Nu staat er op de agenda van het congres een notitie van het partijbestuur, De PvdA in de 21ste eeuw, waarin dat soort zaken aan de orde komt, zij het vaak in ondoorzichtige formuleringen, zoals “Het ontwikkelen van een in de partij goed besproken verkiezingsprogramma zal inhoud gegeven worden middels enkele lang lopende trajecten.” Daarom is het maar goed dat het geen conceptresolutie is die het congres kan amenderen, maar een uitnodiging tot het indienen van moties. Onze afdeling heeft dat ook gedaan, daarbij duidelijk kiezend voor versterking van de interne partijdemocratie, en tegen het stichtingsmodel.

De notitie van het partijbestuur ademt echter een andere geest: de PvdA moet zich vooral richten op mensen buiten de partij, en voor zover de interne partijdemocratie wordt versterkt, gebeurt dat middels de ledenraadpleging. Nu kan dat hele interessante experimenten op leveren, maar over versterking van de afdelingen lezen we niets. Integendeel: “nieuwe plannen en ideeën moeten ook op informele wijze ontwikkeld worden, zoals bijvoorbeeld in de recente campagne is gebeurd”, schrijft het partijbestuur. Je krijgt af en toe de indruk dat het partijbestuur een hekel heeft aan de mensen die thans actief zien in de PvdA, en die zo snel mogelijk door nieuwe mensen wil vervangen.

Financieel is dat trouwens riskant. Terloops wordt gemeld dat de gemiddelde contributieopbrengst afneemt. Dat zou eraan kunnen liggen dat de nieuwe leden gemiddeld minder verdienen dan degenen die wegvallen door overlijden of bedanken, maar dat lijkt mij niet zo waarschijnlijk. Nieuwe leden worden gelokt met een goedkoop proeflidmaatschap, en zijn daarna vaak niet bereid zich te conformeren aan de hoge contributieschaal die de partij in vroeger tijden heeft vastgesteld. Als de partij zijn leden niet meer invloed op het beleid wil geven dan Greenpeace, waarom zou je dan wel een veel hoger contributiebedrag willen betalen?

Gelet op het tragisch lot van congresuitspraken, denk ik dat het voor de toekomst van de partij belangrijker is wie er tot partijvoorzitter wordt gekozen, dan wat voor moties er worden aangenomen op het congres. Daarbij is het een blijde verrassing, dat er ineens meerdere kandidaten voor deze functie blijken te zijn, zonder dat bij voorbaat vaststaat wie gekozen zal worden. Daarmee vindt op zichzelf een wonderbaarlijke terugkeer van de interne partijdemocratie plaats, die niet het gevolg is van enige congresuitspraak, en misschien zelfs door niemand bewust zo gewild is. Maar het maakt de PvdA wel tot een aantrekkelijker partij dan het CDA, waar men alleen mag stemmen op de kandidaat voor het partijvoorzitterschap die door partijleider De Hoop Praatjes is goedgekeurd.

Er zijn vijf kandidaten: het Niet-Nix duo Booij en Van Bruggen, partijbestuurslid Marijke van Hees, Wouter Koning, en Jan Jetten. Gelet op de voorkeur van het partijbestuur en de aandacht van de media tot nu toe lijken mij de eerste drie het meest kansrijk. Omdat politiek de kunst van het mogelijke is, zal ik mij dan ook tot deze drie kandidaten beperken. Daarbij moet je constateren dat Marijke van Hees een grote handicap heeft: zij is lid van het partijbestuur, en daardoor medeverantwoordelijk voor de notitie over de PvdA in de 21ste eeuw waar we in Leiden zoveel bezwaren tegen hebben. Booij en Van Bruggen zijn dat niet, dus waarom niet op hun gestemd?

Volgens een verslag van een afdelingbijeenkomst in Amsterdam in De Volkskrant van 23 december beschouwen alle drie de kandidaten de afdeling als de sterk verwaarloosde ‘ruggengraat’ van de partij. Daarmee distantiëren zij zich alle drie van de visie van het partijbestuur, en dat is vooral in het geval van Marijke van Hees opmerkelijk. Toch vereenzelvig ik Booij en Van Bruggen meer met de geest van de notitie dan Van Hees. Dat komt door haar buitengewoon heldere manier van formuleren, die sterk afwijkt van het wollige taalgebruik van het partijbestuur. Zeker na Karin Adelmund als voorzitter is het een verademing om Marijke van Hees te horen praten. En wie helder formuleert geeft daarmee ook aan helder te kunnen denken.

Booij en Van Bruggen daarentegen zitten wel niet in het huidige bestuur, maar zijn wel een duidelijk product van dezelfde Rottenbergcultuur waaruit de notitie van het partijbestuur voorkomt. Anders dan Marijke van Hees hebben zij ook nauwelijks maatschappelijke ervaring buiten de politiek, en dat is toch heel wenselijk voor een partij die zich afzet tegen de geslotenheid van de huidige politieke processen. Booij en Van Bruggen hebben zich met Niet Niks weliswaar programmatisch geprofileerd, maar dat bleef voor mij toch te veel een nieuwe samentrekking van Nieuw Niks en Niet Links, met als meest concrete actiepunt: Ouwe lullen moeten weg. En omdat ik zelf een ouwe lul ben, kan ik daar niet warm voor lopen.

Kenmerkend voor Booij en Van Bruggen vind ik hun idee dat zij samen partijvoorzitter zouden worden. Zo bruin hebben zelfs Rottenberg en Vreeman het niet gebakken. Ook die trokken samen op, maar de een kandideerde zich wel voor voorzitter en de ander voor vice-voorzitter. Het schijnt dat de partijreglementen niet verbieden dat twee mensen samen een functie bezetten, maar dat is waarschijnlijk omdat er nooit aan gedacht is dat iemand dat in zijn hoofd zou halen. Wordt het ook geaccepteerd wanneer twee of meer mensen zich gezamenlijk kandidaat stellen voor één zetel in het partijbestuur? Dan kunnen we volgende keer daar de hele afdeling Leiden voor kandidaatstellen.

Een dubbel voorzitterschap schept onduidelijkheid over ieders individuele verantwoordelijkheid, over het stemrecht, en over de positie van de vice-voorzitter, terwijl een eerste voorwaarde voor versterking van de partijdemocratie nu juist is dat de verdeling van de verantwoordelijkheden helder is. Niet voor niets kent de Gemeentewet wel deeltijdwethouders, maar geen duo-wethouders.

Het afdelingsbestuur heeft aangekondigd dat er nader gelegenheid komt om ons een oordeel te vormen over onze keuze voor het partijvoorzitterschap. Daarbij ben ik vooral benieuwd om van Marijke van Hees zelf te horen hoe zij denkt over het intern functioneren van de partij, en hoe dat zich verhoudt tot het standpunt van het partijbestuur. Volgens het verslag in De Volkskrant heeft zij gezegd dat zij als partijvoorzitter niet zou hebben geaccepteerd dat onze Vader des Vaderlands zich zomaar distantieerde van de congresuitspraak over de hypotheekrente. Dat klinkt in ieder geval hoopgevend.