Zoek op trefwoord :
Leve de Republiek
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 31-05-1999

De Partij van de Arbeid is een republikeinse partij. In het beginselprogramma van de partij lezen we onder II.4 Macht en demokratisering: “Het is wenselijk het parlementaire systeem, met een gekozen staatshoofd, uit te bouwen en te versterken.” Dat gekozen staatshoofd kwam er op het congres van 1977 met een kleine meerderheid in, tegen de zin van het partijbestuur.

Partijvoorzitter Ien van den Heuvel, nooit te beroerd om een controversiële uitspraak te doen als het de toenmalige Duitse Democratische Republiek betrof, haastte zich om te verklaren dat deze congresuitspraak slechts een beginsel betrof, en dat de PvdA er geen behoefte aan had dat beginsel om te zetten in realiteit. Kennelijk had zij minder affiniteit met een Nederlandse Democratische Republiek dan met de Duitse. In 1977 was de monarchie wat in 1998 de hypotheekaftrek zou worden.

Toch was het niet vreemd dat het congres tot die uitspraak kwam. Het beginselprogramma van 1977 was de neerslag van de vernieuwingsbeweging die in de PvdA een stem kreeg met het pamflet Tien over Rood, waarin de beweging Nieuw Links als een van zijn programmapunten had geformuleerd dat Nederland een republiek zou worden zodra de regering van Koningin Juliana zou eindigen. Velen van de ondertekenaars zouden het ver brengen: Relus ter Beek, Hans Kombrink, Han Lammers, André van der Louw, Wim Meijer, maar liefst drie van hen werden Commissaris van de Koningin onder Beatrix. Onder de ondertekenaars troffen we trouwens ook P.J. Meerstens aan, die model stond voor P.J. Beerta in J.J. Voskuils Het bureau.

Hoewel de congresuitspraak dus een lange voorgeschiedenis had, stond hij wel in tegenstelling tot de sociaal-democratische praktijk. Kort daarvoor had Den Uyl nog het koningshuis gered, door tijdens de Lockheed crisis te voorkomen dat Prins Bernhard strafrechtelijk vervolgd werd. Anders was waarschijnlijk Juliana afgetreden, terwijl Beatrix noch Margriet haar onder die omstandigheden had willen opvolgen. Daarmee zou in ieder geval dit ene programmapunt uit Tien over Rood zijn gerealiseerd, maar toch was er in de PvdA slechts opluchting dat Den Uyl het niet zover had laten komen. Ik heb ook niet de indruk dat Wim Kok in zijn wekelijkse overleg met de Majesteit ons beginselprogramma vaak ter sprake brengt.

Eerder had Drees de monarchie gered in de Greet Hofmans crisis. In een van de TV-documentaires n.a.v. de 90ste verjaardag van prinses Juliana zei Jan Tromp dat het redden van de monarchie het voortbestaan van de PvdA in het geding was, maar dat lijkt me zwaar overdreven, al is het zeker waar dat niet iedereen in de PvdA hier hetzelfde over denkt. Soms lijkt het erop, dat PvdA-leden zich vooral laten leiden door de veronderstelde orangistische gevoelens bij anderen.

Bij de vaststelling van een nieuw beginselprogramma zal de PvdA opnieuw tegen dit punt aanlopen. Meer nog dan in 1977 zal er de partijleiding geneigd zijn het congres van een uitspraak tegen de monarchie af te houden. Zo’n uitspraak is met de verrechtsing die de PvdA intussen ondergaan heeft, ook minder waarschijnlijk geworden.

Toch is hier niet sprake van ‘het gelijk van rechts’, dat ons dwingt andere punten uit het beginselprogramma ter discussie te stellen. Veel van wat de sociaal-democratie in het publieke debat heeft ingebracht is achterhaald, maar dat geldt niet voor haar keuze voor de democratische rechtsstaat en voor ieders gelijkheid voor de wet. De geschiedenis van de strijd om het algemeen kiesrecht laat zien dat dit een uitgesproken sociaal-democratisch beginsel is, dat inmiddels algemeen is aanvaard.

Dat blijkt ook uit het discriminatieverbod zoals dat in artikel 1 van de grondwet is neergelegd, even als uit de Internationale Verdragen die Nederland onderschreven heeft. Door die verdragen kan de rechter ook concrete overheidsmaatregelen aan het discriminatieverbod toetsen. Je kunt zeggen dat het discriminatieverbod behoort tot de fundamentele normen en waarden die aan onze maatschappij ten grondslag liggen, en dat daarin bij uitstek de inbreng van de sociaal-democratie herkenbaar is.

Met het discriminatieverbod verdraagt zich echter niet dat de meest prestigieuze functie in ons staatsbestel, die van staatshoofd, is voorbehouden aan de leden van één familie. Dat is discriminatie naar afstamming, wat in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten expliciet verboden wordt. Je kunt er niet omheen dat de monarchie in strijd is met de normen en waarden van onze maatschappij.

Nu hoor ik u zeggen dat ik daar in theorie wel gelijk in heb, maar dat door de ministeriële verantwoordelijkheid het voor de praktijk allemaal niet uitmaakt. Zoals de bekende strafpleiter Gerard Spong schrijft in Leugens om bestwil:

“Met Willem Frederik Hermans geloof ik dat er, op een enkeling na, geen hond is die verwacht dat er iets verbeteren zou, als de koningin werd afgezet en vervangen door een om de vier of zeven jaar te kiezen voordeurdeler, tweeverdiener, trendvolger, enerzijds-anderzijdsafweger, of soortgelijke schrielhannes.”

Voor iemand die vooral naam heeft gemaakt met het opsporen van vormfouten valt deze stellingname toch wat tegen.

Het lijkt op het standpunt van Nederhorst, onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer ten tijde van de verloving van prinses Beatrix met de heer Claus von Amsberg, die een monarchie prefereerde boven een republiek met Luns of De Quay als president. Dat was een weinig principieel standpunt voor een democraat, maar het is ook niet erg actueel meer. Heden ten dage is het onze eigen partijleider die zich koestert in de populariteit die Luns en De Quay vroeger hadden, en wat zou erop tegen zijn wanneer onze eigen Wim Kok het premierschap voor het presidentschap inruilde. Ik zou geen enkel bezwaar kunnen bedenken.

Naast de theoretische bezwaren tegen de monarchie, leert de praktijk ook dat de ministeriële verantwoordelijkheid en de daaraan gekoppelde onschendbaarheid van het staatshoofd een bron van ellende is. In informele gesprekken met Tweede-Kamerleden staat het de Koningin vrij om zich te distantiëren van het regeringsbeleid, maar Kamerleden worden geacht die wetenschap onder de pet te houden. Laatst berichtte De Volkskrant dat Beatrix door haar gesprekken met de Chinese leiders veel meer begrip had gekregen voor de schendingen van de mensenrechten in dat land.

Elke keer weer komen er berichten naar buiten dat ministers zich om der wille van de lieve vrede neerleggen bij standpunten van de Majesteit. Dat kan uiteenlopen van het niet voltrekken van de doodsvonnissen aan een aantal oorlogsmisdadigers in 1952, tot het openhouden van Vliegveld Valkenburg ten koste van de stadsuitbreiding van Leiden. De verdedigers van de constitutionele monarchie zeggen dat dit geen probleem is zolang de ministers maar bereid zijn de politieke verantwoordelijkheid te nemen, maar het geeft de Koningin wel een reële politieke macht die naar democratische normen niet toekomt aan iemand die zelf geen verantwoording hoeft af te leggen.

Niet alleen het gedrag van het staatshoofd zelf kan ongewenste consequenties hebben, dat geldt nog meer voor haar familieleden. De avonturen van Prins Bernhard zijn daar een mooi voorbeeld van, maar ook het IOC lidmaatschap van Willem Alexander. Hij is voor die functie gevraagd omdat hij zo enthousiast meehoste met ons dames-hockeyteam op de laatste Olympische Spelen, maar hij zou dat nooit gemogen hebben als hij niet de Prins van Oranje geweest was. Dan zou hij gewoon van het veld verwijderd zijn en op het politiebureau zijn vastgehouden tot zijn moeder hem kwam halen.

Maar zijn IOC-lidmaatschap roept wel allerlei complicaties op. Het maakt de regering verantwoordelijk voor de manier waarop andere Nederlandse kandidaten gepasseerd zijn, en voor zijn stellingname over de vraag of Joegoslavië mag meedoen met de volgende Olympische Spelen, en hoe het daarbij met Kosovo zit. Wanneer het echt tot democratisering van het IOC komt wordt dat probleem nog groter. Democratisering betekent nu eenmaal meer openbaarheid, afleggen van verantwoording, en openbare discussies over herverkiezing na een bepaalde termijn.

Nu lijkt de monarchie mij voor de betrokkenen zelf ook geen pretje. Aan het koningsschap zitten nog wel leuke kanten. Je hebt de vrijheid om elke minister te interviewen op elk moment dat het jezelf uitkomt. Als je in politiek bent geïnteresseerd is dat heel leuk. Daar staat tegenover de verplichting om je voortdurend te onderwerpen aan allerlei officiële plechtigheden, al heb je dat zelf wel enigszins in de hand. En het voorbeeld van prins Claus leert dat je hoog genoeg bent om ook zonder stropdas geaccepteerd te worden.

Beklemmend is daarentegen de druk die het legt op je privé-leven. Het instituut van het erfelijk koningschap maakt per definitie de liefde tot staatszaak. Minder dan vroeger voelen troonsopvolgers voor een gearrangeerd huwelijk, maar tegelijkertijd worden ze scherper dan ooit door de roddelbladen in de gaten gehouden. Dat brengt hen in een weinig benijdenswaardige positie. Wanneer ze later huwelijksproblemen krijgen, voegt het landsbelang daar een dimensie aan toe waar anderen geen last van hebben.

Ik zou me dan ook heel goed kunnen voorstellen dat er op een gegeven moment niemand zich meer als troonopvolger beschikbaar wil stellen, ondanks het grote aantal potentiële troonopvolgers waar Nederland nu over beschikt. Af en toe komt er ook wel eens iets naar buiten dat erop wijst dat de betrokkenen maar blij zijn dat Willem Alexander beschikbaar is. De Grondwet zou het daarom mogelijk moeten maken dat troonopvolgers afstand van hun rechten doen, anders dan door het sluiten van een huwelijk waar de Staten-Generaal geen toestemming voor geven. Wanneer iedereen zou bedanken voor de eer, zijn we op termijn op een nette manier van het koningschap af.

Maar het zou ook kunnen dat het koningschap onderwerp van een heftige partijstrijd wordt. Zoals er ineens een Republikeins Genootschap was, zou er ook een Republikeinse Partij kunnen worden opgericht. Juist in een politiek klimaat waarin tegenstellingen vervagen, zou de staatsvorm een onderscheidend programmapunt kunnen worden, dat gemakkelijk te begrijpen is, en waar iedereen een mening over kan hebben.

Ik ben niet voor een PvdA die zich alleen nog maar op dit punt van andere partijen onderscheidt. Maar ik vind wel, dat de voorkeur voor de republikeinse staatsvorm in ons beginselprogramma moet worden gehandhaafd. Beginselen zijn ten slotte een zaak van principe.