Zoek op trefwoord :
Lafontaine is niet van gisteren
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 31-03-2000

Bij Kooyker/Ginsberg vonden ze het maar raar. Daar vroeg ik vorig jaar naar Lafontaines Das Herz schlägt links, maar dat hadden ze niet in voorraad. Een boek in het Duits, daar was geen vraag naar. En ik moest er wel rekening mee houden dat als ik het zou bestellen, dat het dan een aantal weken zou duren.

Dat is heel eigenaardig. Het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking is ontzettend gestegen, maar de bereidheid om Duits te lezen heeft daar kennelijk geen gelijke tred mee gehouden. Toch is Duitsland ons grootste buurland, heeft Nederland zijn grootste gemeenschappelijke grens met Duitsland, en zou je zeggen dat we door de Europese Unie ook steeds meer met Duitsland te maken hebben.

In Duitsland zetelt ten slotte ook Genosse Duisenberg, die over de rente en daarmee over de waarde van ons geld gaat. En was het niet Wöltgens, die laatst schreef dat Nederland zich eigenlijk maar beter bij de Duitse deelstaat Nordrhein-

Westfalen kon aansluiten?

Lafontaine is ook niet zo maar iemand. Voor hij zich terugtrok uit de politiek, combineerde hij de functies van voorzitter van de SPD en minister van Financiën. Zijn terugtred manifesteerde de overwinning van het neo-liberalisme binnen de SPD, en daarmee een cruciaal moment in de geschiedenis van de sociaal-democratie als zodanig.

Honderd jaar geleden was de Duitse SPD een bron van inspiratie voor Nederlandse sociaal-democraten, maar dat is voorbij. Dat niemand in Nederland naar zo’n boek als van Lafontaine nieuwsgierig is, geeft weer eens aan, hoe ver we verwijderd zijn van een Europese publieke opinie, die er toch zou moeten zijn om een Europese democratie te laten functioneren.

Misschien is in de Partij van de Arbeid iedereen ook al zo met het neo-liberalisme verzoend, dat men Lafontaine als een stem uit het verleden beschouwt. Of vindt men het bij voorbaat niet interessant wat iemand te melden heeft, die van het ene moment op het andere zijn politieke functies heeft neergelegd. Misschien is ook een politicus die verstrikt raakt in zijn verleden, zoals een paar jaar geleden Ed van Thijn, veel interessanter dan iemand die opstapt omdat hij het politiek niet kan winnen. Wim Kok toonde ook meer respect voor mega-declarant Peper dan voor de gewetensnood van Hayo Apotheker.

Toch ben ik blij dat ik het boek gelezen heb, al moet ik toegeven dat mijn Duits minder is dan het geweest is. Gedeeltelijk gaat het boek ook over toestanden in Duitsland waar je hier niet goed van op de hoogte bent, of over personen die je hoogstens terloops hebt horen noemen.

Maar Lafontaine geeft heel heldere beschouwingen over de rol van de overheidsuitgaven in de economie, waar ik het grotendeels mee eens ben. Het is beslist geen stem uit het verleden, die voor nu niets meer te melden heeft. Zo hekelt hij de neiging om in landen met een groot exportoverschot als Nederland en Duitsland de oorzaak van werkloosheid te zoeken in een gebrekkig concurrentievermogen.

Hij schetst ook de culturele implicaties van een maatschappij waarin mensen steeds meer afhankelijk worden van economische belangen:

“Wenn der Trend zu ungesicherten Arbeitsverhältnissen weitergeht, wird die Gesellschaft eines Tages feststellen, dass die ökonomische Zensur schlimmer sein kan als eine politische Zensur.”

Dat is wat er gebeurt wanneer bij voorbeeld de wetenschap steeds meer afhankelijk wordt van opdrachten van derden, die graag hun eigen opvattingen terug willen zien met een plastic kaftje eromheen voorzien van het logo van een respectabele instelling, en dat tegen concurrerende prijzen.

Vóór de laatste Bondsdagverkiezingen had de SPD een programma vastgesteld dat geheel in de geest van Lafontaine was. Tegelijkertijd wees men Gerhard Schröder aan als lijstrekker, die juist aanhanger was van het neo-liberalisme, want die deed het beter op de televisie.

Voor Lafontaine werd het vechten tegen de bierkaai. Net als in Nederland waren zowat alle media in de ban van het neo-liberale denken. Dat heeft ook de ontvangst van zijn boek in de pers bepaald. Tot overmaat van ramp bleken de Duitse Grüne onder leiding van Joschka Fischer eerder GroenRechts dan GroenLinks. Lafontaine moet ook niets hebben van de Duitse medewerking aan de NAVO-oorlog om Kosovo. Het roept de vraag op, of in een volgend kabinet Paul Rosenmöller de Nederlandse Joschka Fischer zal blijken te zijn.

Voordat de Kosovo oorlog uitbrak, had Lafontaine zich echter al teruggetrokken uit de politiek. Hij was tot de conclusie gekomen dat bij duurzaam verschil van mening in een partij, de lijsttrekker het meeste recht van spreken heeft, wat er ook in het verkiezingsprogramma staat. Een heel herkenbare conclusie.

Ook zijn tegenstanders zullen moeten toegeven, dat Lafontaines analyses veel dieper gaan dan dat vreselijke manifest waarin Blair en Schröder ons de derde weg willen wijzen, zoals afgedrukt in S & D van juli/augustus vorig jaar. En je leert er zeker meer over politiek uit, dan uit de beststeller die Marjet van Zuijlen schreef over haar eigen dropconsumptie.

Natuurlijk rechtvaardigt Lafontaine zich, maar daarmee kun je hem nog niet als rancuneus terzijde zetten. De manier waarop hij over zijn eigen beweegredenen schrijft, kwam bij mij juist als heel sympathiek over.

Toen na een paar weken het boek bij Kooyker gearriveerd was, zag ik dat men nog een exemplaar besteld had, om het boek in voorraad te hebben. Eigenlijk ben ik wel benieuwd, wie dat gekocht heeft.