Zoek op trefwoord :
Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Verschenen in 'PvdA Leiden' - 31-03-2001

“How did it happen that the teacher, the doctor, the nurse and the policeman lost their status of being our gardian or angel?” Het is de centrale vraag die Ad Melkert stelde in zijn bijdrage aan het Maarten van Traadebat op 27 februari in Felix Meritis in Amsterdam, in het Engels vanwege de deelname aan dit debat door Derde-Weggoeroe Anthony Giddens. “Surfing the Third Wave – On the fusion between passion and praxis” heette zijn inleiding, die terug te vinden is op www.nrc.nl/DenHaag/Documenten/melkertvantraa.html. Op de website van de PvdA is mij dat niet gelukt.

Hoe komt het dat werken in de collectieve sector zijn aanzien verloren heeft? Dat kun je niet los zien van twee decennia bezuinigingen. In de jaren zeventig domineerde de filosofie dat men juist in de collectieve sector voorzag in de echte behoeften van de samenleving, terwijl men in de marktsector alleen maar op het maken van winst uit was.

Dat men alleen winst kon maken wanneer men producten leverde die mensen wilden kopen, kon je als je carrière wilde maken in de PvdA maar beter niet te hard zeggen. Door het maken van reclame konden bedrijven consumenten immers alles laten kopen wat ze produceerden. Dat laatste was een beetje waar, maar was toch niet erg consistent met het idee van de mondige burger dat de PvdA vertolkte als het om de politiek ging.

In de jaren tachtig sloeg dit beeld om. Ineens was de marktsector de sector geworden waar het geld verdiend werd, en was de collectieve sector de sector waar het geld werd opgemaakt. En geld verdienen, dat werd toen superieur. Het uitte zich in voortdurende pogingen om de collectieve uitgaven te beperken, maar ook in pogingen om binnen de collectieve sector de marksector te imiteren.

Ambtelijke diensthoofden noemden zich ineens manager, en wilden bij wijze van incentive worden afgerekend op output. De gemeente werd een concern met productgroepen die marktconform dienden te werken. In plaats van over burgers hadden gemeenten het ineens over hun klanten. Daarbij werd het eigen karakter van de collectieve sector zo veel mogelijk weggemoffeld.

Zolang Den Uyl partijleider was, verzette de PvdA zich tegen de bezuinigingen op de collectieve sector, maar onder Kok ging het roer om. Eerst verweet deze de toenmalige minister Ruding nog ‘zich blind te staren op het financieringstekort’, maar als minister van Financiën zette hij het bezuinigingsbeleid van zijn voorganger Ruding voort, wat leidde tot de WAO-crisis. In plaats van zich tegenover Ruding te verontschuldigen, ging de PvdA hem achteraf het verwijt maken dat hij te weinig bezuinigd had. Pas toen onze Wim de touwtjes in handen kreeg, zou de sanering van de collectieve sector echt begonnen zijn.

Nu heeft Melkert zich op de hoogte gesteld van de resultaten van die sanering. Hij bracht naar eigen zeggen een hoop tijd door in politiebureaus, scholen en ziekenhuizen. Hij trof er gemotiveerde mensen aan, in sjofele gebouwen. Maar hij stelt naar aanleiding daarvan wel een rare vraag: “Why do our systems and salaries still reflect the mood of the seventies?” En hij pleit voor het in beweging zetten van de collectieve sector: “as a reaction to a world in constant flux the government and the ‘protecting’ institutions should also be set in motion.”

Naar mijn mening reflecteren noch de salarissen, noch de besturingssystemen in de collectieve sector de geest van de jaren zeventig. In de jaren zeventig was de beloning in de collectieve sector juist betrekkelijk ruimhartig, reden waarom men in jaren tachtig vond dat het wel wat minder kon. Zou Melkert echt nooit van na-HOSsers gehoord hebben? Die salarisreductie leidde lange tijd niet tot problemen, vanwege het grote aanbod op de arbeidsmarkt. Je kunt ook zeggen, dat de overheid als werkgever profiteerde van de werkloosheid.

Nog duidelijker was dat bij de vele regelingen voor gesubsidieerd werk, waarbij werklozen verplicht werden om tegen nauwelijks meer dan het minimumloon allerlei karweitjes op te knappen waar vroeger een normaal salaris tegenover stond. En die mensen werden dan ook nog geacht dankbaar te zijn tegenover die aardige meneer Melkert die al die prachtige regelingen bedacht had.

Maar ook in de manier waarop de collectieve sector bestuurd wordt, is sinds de jaren zeventig heel veel veranderd. Er wordt steeds minder uitgegaan van de motivatie van de professional, en er wordt steeds meer geprobeerd om de prestaties te monitoren om daar consequenties voor de beloning aan te verbinden. Melkert hekelt de bureaucratie binnen de collectieve sector, maar die is juist een product van de jaren tachtig en negentig.

In de gezondheidszorg werd vroeger de premie van ziekenfonds en particuliere verzekering afgestemd op het aantal claims dat te verwachten viel, net zoals dat nog steeds gebeurt bij de brandverzekering of de WA-verzekering voor de auto. Maar de gezondheidszorg maakt deel uit van de collectieve sector, en daarom is dat omgedraaid: niet de premies worden afgestemd op het aantal noodzakelijke behandelingen, maar het aantal behandelingen op de ruimte binnen de collectieve sector. Daarvoor is dan bovendien een geldvretende bureaucratie nodig, die maakt dat mensen op een wachtlijst voor een operatie staan terwijl de chirurgen duimen staan te draaien.

Het valt me mee dat Melkert in het onderwijs nog zulke gemotiveerde mensen heeft aangetroffen, want als er één sector moe is van de reorganisaties, is het die wel. Fusies, de basisvorming, het studiehuis. Basisscholen moeten eerst meer leerlingen uit het speciaal onderwijs opnemen, en worden vervolgens afgerekend op de resultaten bij de CITO toets. En gemeenten die bereid waren om meer uit te geven aan de huisvesting van scholen dan het rijk vergoedde, en daarom meer OZB hieven, werden door de minister van Financiën boos aangekeken. Die werkten immers de daling van de collectieve lastendruk tegen. Het onderwijs moet niet opnieuw in beweging worden gezet, maar heeft juist rust nodig om te bekomen van de Zoetermeerse circulaire diarree.

Ook bij de politie hebben de organisatie-adviseurs niet stil gezeten. Ook daar de ene reorganisatie na de andere. De deskundigheid van de kinder- en zedenpolitie bleek op een gegeven moment verdampt. Zolang de overheid niet bereid is een consistent drugsbeleid te voeren, wordt een onevenredig deel van de tijd van de politie gestoken in een bij voorbaat verloren oorlog, waarin het grijpen van de ene crimineel alleen maar voordeel oplevert voor de andere, omdat daardoor de marktprijs toeneemt. En om dan toch het voorgeschreven quotum bekeuringen te halen, gaat men een dagje snelheid meten op de Hoogmadeseweg.

Het is mooi, dat Melkert de tekorten in de collectieve sector ontdekt heeft. Daarmee grijpt hij in feite terug op de serie rapporten Om de kwaliteit van het bestaan van de Wiardi Beckman Stichting uit de jaren zestig, toen Den Uyl daarvan directeur was. Het is ook goed, dat Melkert onderkent, dat het niet alleen een kwestie van geld is, maar ook van organisatie. Maar hij moet niet de schuld geven aan de jaren zeventig. Wat er nu te weinig is, was er toen eerder te veel. Het was toen wel erg makkelijk om promotie te maken, en de afkeer van de prestatiemaatschappij maakte het wel erg makkelijk om de kantjes ervan af te lopen. Men leze Voskuils Het Bureau.

Ik vind het ook te makkelijk om de tekorten in de collectieve sector alleen te willen opheffen door niet op de staatsschuld af te lossen. Een paar jaar geleden was de PvdA nog trots het AOW-spaarfonds te hebben uitgevonden. Nu gokt men veel te veel op de duurzaamheid van de voorspoed van dit moment. Wanneer de overheid nu geld overhoudt, zal het straks wanneer het minder goed gaat, minder snel nodig zijn om weer te bezuinigen. Nu al wordt voor 2001 minder groei voorzien dan in de afgelopen jaren.

Voor een duurzame verbetering van de collectieve sector is een hogere collectieve lastendruk noodzakelijk. De PvdA moet weer de guts hebben om daarvoor te pleiten. Of betekent de ‘Derde Weg’ niets anders dan proberen de kool en de geit te sparen?