Zoek op trefwoord :
Europa moet intergouvernementeel blijven
Verschenen: 27-05-2001

Toen ik klein was, leek het mij een prachtig idee wanneer Europa één land zou worden. De Tweede Wereldoorlog – ‘de oorlog’ zeiden we toen – lag nog kort achter ons, en oorlogen werden gevoerd door landen. Wanneer Frankrijk en Duitsland samen één land zouden zijn, zouden ze ook geen oorlog meer kunnen voeren.

Tot eind jaren tachtig ben ik er zo over blijven denken. Maar inmiddels had ik ook meningen over het binnenlands bestuur, en daarbij speelde decentralisatie een grote rol. En dat botste nogal eens met de praktijk van de Europese eenwording. Vooral het Europese aanbestedingsrecht bleek een inbreuk op de gemeentelijke autonomie. In Duitsland raakten de regeringen van de deelstaten in conflict met de Bondsregering omdat die bevoegdheden aan Europa had afgestaan die volgens de Duitse grondwet bij de Länder berustten.

Soms gaat het om kleine dingetjes, zoals het aanvankelijke verbod om schoenreparaties onder het lage BTW-tarief te brengen, soms om wezenlijke ingrepen. Europa blijkt daarbij ook steeds meer voertuig van het neo-liberalisme. Wie bezwaar maakt tegen privatisering van de energiebedrijven en van de spoorwegen, of koeien tegen mond- en klauwzeer wil inenten, krijgt steevast te horen dat die bezwaren niet relevant zijn omdat Europa nu eenmaal anders besloten heeft. Discussie gesloten!

De Europese verdragen lijken soms op een Doos van Pandora, met consequenties die niemand heeft voorzien. Ik ben voor een verkozen burgemeester, maar ik vind het desondanks merkwaardig dat die ons door Europa wordt opgedrongen. Wanneer er een Europese grondwet komt, mogen we aannemen dat die grondwet - net als nu al verschillende Europese verdragen - discriminatie naar afstamming zal verbieden. Zo’n grondwet zal dus de monarchie onmogelijk maken. Maar ook daarvan vind ik dat wij dat in Nederland zelf moeten uitmaken. Laat die roteuropeanen met hun rotpoten van onze rotkoningin afblijven!

Daarom begon ik in Binnenlands Bestuur te pleiten voor decentralisatie binnen Europa (zie ook Het nut van wethouders). Een paar jaar later uitte ik samen met Ronald Plasterk in S & D van november 1992 mijn vreugde over de afwijzing door de Denen van het Verdrag van Maastricht. Het was een ongebruikelijk geluid binnen de PvdA, en is dat nog steeds.

Inmiddels horen we opnieuw pleidooien voor een Europese regering. Of dat ook zou betekenen dat Europa echt één land wordt, blijft echter onduidelijk. Dat zou betekenen dat - net als Texas en Californië - de Europese landen niet langer lid zijn van de Verenigde Naties, maar dat de Europese Unie daarvan lid is, en die ook in de plaats van Engeland of Frankrijk een permanente zetel in de Veiligheidsraad bezet. Ik denk niet dat Engeland en Frankrijk deze eeuw een dergelijke stap zullen willen zetten, en ik denk ook niet dat we de Franse en Engelse socialisten zover zullen krijgen om daarvoor te pleiten.

Het zou ook betekenen, dat Nederland zijn Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn ambassades verliest. Er blijft alleen een soort lobby-kantoor over in Brussel, zoals Groningen dat nu ook in Den Haag heeft. Daarmee gaat veel werkgelegenheid voor Minerva reünisten verloren. Ik zie dan ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken dit nog niet van harte bepleiten. In plaats daarvan dragen ze liever bevoegdheden van andere departementen aan Europa over, ook dingen waar de Amerikaanse staten zelf over mogen beslissen. Europa wordt zo een soort contramal van een federatie.

De vraag is, of het de wereldvrede dichterbij zou brengen wanneer Europa één land wordt. Het zou Europa maken tot een machtsblok dat kan concurreren met de Verenigde Staten. Het voordeel ervan is, dat Europa zelfstandig in staat zou zijn tot humanitaire interventies, en daarbij niet meer afhankelijk zou zijn van de Verenigde Staten. Maar Europa zou dan ook kunnen kiezen voor interventies waar de Verenigde Staten tegen zijn, of interventies van de Verenigde Staten kunnen bestrijden. Het conflict tussen Israël en Palestina is een voorbeeld hoe je vanuit dezelfde internationale rechtsbeginselen verschillende keuzes kunt maken. Een Europa dat in staat is het op te nemen tegen de Verenigde Staten kan zo een gevaar voor de vrede worden.

Maar ook intern moeten we ons afvragen, of we zoiets willen. Het zou betekenen dat niet Nederland maar Europa beslist over de militaire dienstplicht. Het zou kunnen betekenen dat Nederlandse dienstplichtigen worden gedwongen mee te vechten in een oorlog die door de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking wordt afgewezen, alleen omdat ze dat in Frankrijk en Duitsland graag willen.

Hierbij speelt een rol, dat ondanks vijftig jaar Europese integratie, er van integratie van de publieke opinies in het geheel gaan sprake is. Er zijn geen Europese dagbladen, en er zijn geen Europese TV-stations. Zelfs reclamecampagnes zitten per land anders in elkaar. Gedeeltelijk komt het door het taalverschil, en dat wordt alleen maar erger. Toen ik bij Kooyker in Leiden – zich noemende universitaire boekhandel – Das Herz schlägt links van Oskar Lafontaine wilde bestellen, keek men daar raar van op: een boek in het Duits! Maar het taalverschil is niet alles bepalend. Er is ook nauwelijks iemand die in Nederland Vlaamse kranten leest of naar de Vlaamse TV kijkt. Wat Europese landen in cultureel opzicht nog het meest gemeen hebben, is het kijken naar Amerikaanse films.

Het gevolg is dat meningsvorming veel meer per land plaats vindt dan per politieke stroming. Vakbonden bepalen ook per land hun looneisen, en daardoor loopt de economische ontwikkeling van de verschillende landen in Europa sterk uiteen. Dat geldt zelfs als ze aan elkaar grenzen, zoals Nederland en Duitsland. Daarom vereist elk land zijn eigen monetair beleid, en was de euro een slecht idee. Om die reden moet Europa zich ook buiten de sociale zekerheid houden, want die is veel te veel gebonden aan waarden en instituties die per land verschillen.

Omdat meningsvorming per land plaats vindt, hebben Nederlandse socialisten en liberalen vaak meer gemeen dan Nederlandse en Franse socialisten. Dat maakt de verkiezingen voor het Europees parlement tot zo’n bloedeloze vertoning. Wanneer er gekozen zou moeten worden voor het voorzitterschap van de Europese commissie tussen Kok en Chirac, zouden de Nederlandse CDA’ers massaal voor Kok kiezen, en de Franse socialisten voor Chirac. Die laatste zou dus winnen, en daarom doen partijen er goed aan een Duitser of Fransman als kandidaat aan te wijzen.

Het feit dat Europa nooit één land zal worden, en dat dat maar goed is ook, betekent niet dat er niets op Europees niveau georganiseerd moet worden. Zonder Europees beleid lukt het niet om het leegvissen van de Noordzee te voorkomen. Maar men moet wel terughoudend zijn met zo’n beleid. Vorig jaar moest bij de demonstraties tegen de hoge benzineprijzen in Frankrijk Europees beleid met geweld worden opgelegd. Dit jaar gebeurde dat bij ons met het veeteeltbeleid. Te veel Europees beleid leidt daarom eerder tot een Europese burgeroorlog dan tot het nooit meer oorlog waar de Europese integratie mee begonnen is. Daarom vind ik van de voorstellen van Schröder de gedachte om het landbouwbeleid terug te decentraliseren naar de lidstaten verreweg het meest interessant. Laten we niet vergeten dat het feit dat Joegoslavië één land was, niet verhinderd heeft dat daar een vreselijke burgeroorlog is uitgebroken.

Men moet voor de organisatie van het minimaal noodzakelijke Europese beleid niet de nationale instellingen als voorbeeld kiezen, maar de gemeenschappelijke regeling zoals gemeenten die kennen. Dat wil zeggen, geen Europees parlement, maar openbare besluitvorming door de Europese regeringen, die daarover verantwoording moeten afleggen aan hun eigen parlement. Die regeringen zullen ook veel minder geestdriftig zijn om steeds maar meer bevoegdheden bij de Europa te leggen. De besluitvorming zou voorbereid moeten worden door een kleine commissie, waar lang niet elk land in vertegenwoordigd hoeft te zijn. Laat de grote landen elk één lid aanwijzen, en groepen van landen – zoals de Benelux – de overige.

Er moet ook beter worden nagedacht over de uitbreiding. Die stokt aan de noordwestkant, waar landen met een sterke democratische traditie als Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken buiten de EMU blijven, en Noorwegen, de Far Oer en IJsland zelfs buiten de Europese Unie. Alleen het katholieke Ierland voelt zich prima thuis in Europa. Aan de zuidoostkant heerst daarentegen een groot enthousiasme om zich bij Europa aan te sluiten in landen waar de democratie nooit goed wortel heeft geschoten. Niemand kan aangeven waar hier de grens ligt. Waarom Roemenië en Turkije wel, en Rusland en Tunesië niet, wanneer die landen dat zouden willen? Of zien we in de Europese Commissie de voorloper van een wereldregering? Maar is dat niet een beetje te hoog niveau om over de bevissing van de Noordzee te praten?

E-mail krant PvdA Den Haag